dinsdag 23 januari 2018

Geluksmoment

Ze was een brunette met blauwe ogen. En ze heette Laura, de eerste volwassen vrouw waar ik als puber verliefd op was. Misschien is verliefd een te sterk woord voor wat ik voor haar voelde. Laat ik het bewondering noemen. Ik bewonderde haar om haar schoonheid, om haar lach, om haar verhalen. Dat ze zich zo vrij voelde in mijn gezelschap was, dat besefte ik heel goed, te wijten aan mijn leeftijd. Ze zag in mij geen partij. Ik was te jong, was in haar ogen geen seksueel roofdier maar een aandoenlijk ventje dat net onder de rok van zijn moeder vandaan was gekropen. Bovendien was ik het neefje van haar vriend, een man van twintig met een rijbewijs, baardgroei en brede schouders. Mensen merkten wel eens op dat ik op mijn neef leek waardoor ik mij gevleid voelde, maar ze doelden daarbij met name op ons gevoel voor humor. Scherpe oneliners waren onze specialiteit maar op fysiek gebied bleef ik bij hem achter. Hij was al gepokt en gemazeld in militaire dienst, ik kende slechts het geluid van een klappertjespistool. Mijn levenservaring ging niet verder dan overleven tijdens de dagelijks gang naar de brugklas.

Hoe stoer mijn neef ook mocht zijn, hij woonde nog wel bij zijn ouders thuis. En zijn ouders waren mijn oom en tante. Omdat Laura daar veel over de vloer kwam, kwam ik opvallend vaak ‘zomaar’ even aanwaaien bij mijn familie, want op dagen dat ik Laura had gezien voelde ik mij gelukkig en de kans op een gelukkige dag wilde ik mijzelf niet ontnemen. Laura was een verrijking van mijn leven, gewoon door haarzelf te zijn als ik bij haar in de buurt was. Bij haar zat de echte schoonheid zowel van binnen als van buiten maar ze leek zich er niet van bewust te zijn, hetgeen haar nog aantrekkelijker maakte. Laura gaf mij hoop. Als mijn neef, met zijn vreemde humor, zo’n mooie vrouw voor zich wist te winnen, dan zou ik dat ook moeten kunnen, ooit. En een rijbewijs zou mij daar bij kunnen helpen, want welke vrouw houdt niet van een roadtrip? Het was mijn droom, een roadtrip maken met de liefde van mijn leven. Maar rijlessen lagen nog minstens 5 jaar in de toekomst.

Laura had wel een rijbewijs. Twee zelfs. Ze mocht zowel auto als motor rijden. En dat deed ze dus ook. De auto waar ze in reed, een Datsun 240Z uit 1974, was van mijn neef, de motor waar ze op reed was van haarzelf.

Ik liep weer eens de straat in waar mijn oom en tante woonden en zag haar motor voor het huis staan, een zwarte Honda CB 650 SC Nighthawk uit 1982. Ik toverde mijn onnozelste gezicht tevoorschijn, belde aan en wachtte vol verwachting. Mijn hart maakte een sprongetje toen bleek dat Laura de deur open deed. Met grote Bambi-ogen keek ik haar aan. Ik hoefde gelukkig nooit een reden te noemen als ik op bezoek kwam omdat er nooit naar een reden werd gevraagd. “Hé, kom binnen. Zin in thee?”.

Die dag leek alles mee te zitten. Mijn neef was er niet, mijn tante was druk in de keuken en Laura's aandacht richtte zich volledig op mij. Ze zat op haar praatstoel, ik zat schuin tegenover haar en genoot van haar verschijning en van haar opgewekte stem. Tot het moment dat de telefoon ging. Mijn tante nam op en gaf een bericht aan mij door. “Niels, het is je moeder. Je had een half uur geleden al thuis moeten zijn”.
Ik schrok. Was het al half vijf? Ik was de tijd uit het oog verloren waardoor mijn geluksmoment bruut werd verstoord. Net op het moment dat ik helemaal in mijn element was moest ik vertrekken. Het was zeker vijftien minuten lopen naar huis, tien minuten als ik in draf zou gaan.


“Ik breng je wel even”, zei Laura totaal onverwacht. “Met de motor zijn we er in een paar minuten”. Ze sprong op, liep naar de gang, trok haar jas aan en pakte haar helm. Ze gaf de helm van mijn neef aan mij. Samen liepen we naar buiten. Ze zwaaide haar slanke been lenig over het zadel van de Honda en gebaarde dat ik achterop moest gaan zitten. Nadat ik de helm over mijn hoofd had geschoven zwaaide ik ook mijn been over het zadel en nam plaats achter de smalle rug van Laura. Ik strekte mijn armen schuin naar achteren om het bagagerekje vast te pakken.
“Je kan me beter om mijn middel vasthouden”, merkte Laura op terwijl ze naar achteren keek, met haar bovenlijf naar me toegebogen. Dat advies nam ik graag ter harte, ook al voelde het alsof ik door het mooiste meisje ten dans werd gevraagd op een eerste dansles, wetende dat ik nog geen danspas had geleerd en een grote kans liep om een modderfiguur te slaan.


Ze pakte mijn linkerhand en legde die op haar buik. Mijn rechterhand volgde na een korte twijfeling op eigen kracht. “Je moet wat dichter tegen mij aan komen zitten en met mij meebewegen in de bochten”. Haar stem klonk iets strenger dan gewoonlijk. De motor was haar domein, zij was hier de leider. Mijn lot was vanaf het moment dat we wegreden afhankelijk van haar stuurkunsten maar ik legde mijn lot graag in haar handen. Ik voelde de warmte van haar zachte buik door haar dunne jas heen. Mijn handen bewogen vrijwel onzichtbaar op en neer in het ritme van haar ademhaling. We zaten tegen elkaar als twee theelepeltjes in een besteklade. Dichter dan dit was ik nog nooit bij een vrouw geweest. Het was een surrealistische ervaring, een droom die ik nooit durfde te dromen. Dit was een geluksmoment dat mij altijd zou bijblijven.


Ik wilde intens genieten van elke seconde, wetende dat het een korte rit zou zijn. Harder dan 50 reden we niet, we reden immers binnen de bebouwde kom, maar voor mijn gevoel vlogen we. Haar lange haren wapperden langs mijn nek en voelden als een streling. De motor remde iets af, ik drukte door de vertraging met mijn bovenlijf tegen haar rug maar ze ving de extra druk goed op. Ze oogde tenger, maar had genoeg kracht in de schouders en armen om de 650 cc met extra belading in bedwang te houden. Bocht naar links, stukje rechtdoor, bocht naar rechts en we reden de straat van mijn ouderlijk huis in. Ze kneep de koppeling in en liet de motor uitrollen tot voor het huis van mijn ouders. Ze stopte naast de stoeprand. “Je mag afstappen hoor”, lachte ze maar ik wilde niet. Ik wilde haar niet loslaten maar wist dat het moest. Ze was niet van mij, haar hart lag bij mijn neef en ik gunde hem deze geweldige vrouw.


Ik stapte af, bedankte haar voor de lift en groette haar zoals verlegen pubers dat doen: onhandig en net iets introverter dan ik had willen zijn. Toen ze weg reed wist ik het. Als ik later groot zou zijn wilde ik ook zo’n vrouw. Maar bovenal wilde ik zo’n motor.

dinsdag 16 januari 2018

Werken aan de weg


Het is net als in de voorgaande weken bijna dertig graden met een hoge luchtvochtigheid. Geen omstandigheden om grootse fysieke prestaties te leveren, of het moet in een zwembad zijn. De lucht is gevuld met warmte en met de tonen van Latijns-Amerikaanse dansmuziek.

‘Waar woon je?’, vraagt hij ogenschijnlijk oprecht geïnteresseerd. ‘In Meerzorg, aan de Weg naar Peperpot’, antwoord ik naar waarheid. ‘Als jij op de NDP stemt, zorgen wij dat de weg voor jouw huis wordt verhard’. Zijn ogen kijken vol overtuiging in de mijne. Daarna strekt Desi zijn rechterhand uit en terwijl ik zijn hand ontvang in de mijne zegt hij ‘Blijf nog even, je krijgt nog iets van mij’. Hij laat mijn hand los, gebaart naar een medewerkster die zich vervolgens omdraait, een kamer in loopt en dan bukt om een plat pakketje uit een grote kartonnen doos te halen. Een paar seconden later komt ze teruglopen met een uitgevouwen T-shirt voor haar borst met daarop in paarse letters de tekst: “Stem NDP”. NDP staat voor Nationale Democratische Partij en is een politieke partij in Suriname.

Het is 1991 en de campagnes voor de verkiezingen zijn in volle gang. Ik ben slechts een toeschouwer van de politieke campagnes die gaande zijn en kom langs om gratis T-shirts te scoren die ik als souvenirs beschouw. De NDP is vier jaar geleden, in 1987, opgericht door Desi Bouterse, in die tijd betiteld als de dictator van Suriname. Het T-shirt wordt mij door Desi in mijn handen gedrukt, begeleid door een joviale schouderklop. ‘Stem NDP!’, klinkt het gebiedend. De oprichter van de partij is weer verder gelopen en staat nu tien meter van mij vandaan, druk bezig met handen schudden en knuffels uitdelen. Brasa’s noemen ze die hier en Desi is dol op het uitdelen van brasa’s, vooral aan jonge vrouwen. Ik doorzie de ware bedoelingen van deze man, maar ik kan me voorstellen dat mensen achter hem aanlopen en hem geloven op zijn woord. Hij is zeer charismatisch en zijn aangeboren charme weet hij op de juiste momenten in te zetten.

De politieke campagnes richten zich op het paaien van stemgerechtigden door het weggeven van T-shirts en uitdelen van lekkere hapjes. En ze weten precies wat hier populair is. Hier, in Nieuw Amsterdam, wonen veel Javanen en die zijn dol op Saoto, een Javaanse maaltijdsoep met ei. Deze soep is ook mijn favoriet voor de lunch. In een hoekje van het terrein staan mooi geklede Javaanse vrouwen soep uit te delen aan de massaal toegestroomde inwoners van het dorp, waarvan ik vermoed dat het merendeel bestaat uit aanhangers van de KTPI, de partij die is opgericht voor en door Javanen, met in hun logo een wajangpop. Maar ook de Progressieve Arbeiders- en Landbouwers Unie (PALU), de partij van mijn stagebegeleider, heeft hier een fanatieke aanhang. Ook van deze partijen heb ik inmiddels een T-shirt. Die van de KTPI is duidelijk van mindere kwaliteit dan die van de PALU en de NDP. Het zal een geldkwestie zijn. Kwaliteit is duur en het gaat niet om de kwaliteit maar om het gebaar. Een motto dat hier diep in de politiek geworteld is.

In hun fanatisme om stemmen te winnen zien de partijmedewerkers blijkbaar over het hoofd dat ik een Nederlander ben en geen stemrecht heb in Suriname. Of proberen ze via mij de stemgerechtigde Surinamers over te halen om NDP te stemmen? Dat ze mijn aanwezigheid zien als Nederlandse steun aan de NDP? Ik kijk om mij heen om te zien of er mensen van de pers aanwezig zijn. Ik zie echter niemand met een professionele camera rondlopen zodat ik opgelucht ademhaal en mij stilletjes terugtrek uit de drukte. De persfotograaf had waarschijnlijk vertraging omdat hij door de schaarste aan brandstof niet heeft kunnen tanken. Of zijn auto was stuk, hetgeen een veelgehoord excuus is omdat het gezien de staat van het wagenpark in Suriname erg geloofwaardig is. Het kan ook zijn dat de veerpont vol was en hij er niet meer bij op kon zodat hij minimaal een uur vertraging oploopt of, en dat is altijd het spectaculairst, de veerpont is afgedreven door motorstoring. Afhankelijk van het tij drijft de pont dan af naar het noorden of naar het zuiden. Maar hoe het tij ook staat, je zit de rest van de dag vast op een roestige boot.

Nadat ik een bakje saotosoep ben gaan halen en met genoegen heb opgegeten, al hadden de dames wat minder scheutig mogen zijn met de peper, wil ik huiswaarts keren. Mijn auto staat echter ingesloten door enkele grote zwarte Nissans Maxima, zo te zien toebehorend aan de delegatie van Bouterse. Ik zou in mijn auto kunnen stappen en gaan toeteren om de aandacht te trekken van de bestuurders van de zwarte auto’s maar besluit wijselijk te wachten tot het probleem vanzelf oplost. Ik leg mijn NDP-T-shirt in de auto en loop naar een warung op de hoek van de straat en vraag om een frisdrank, een soft zoals ze die hier noemen. Ik loop met mijn flesje terug in de richting van mijn auto en ga op een brokkelig muurtje zitten onder een koningspalm waarvan de bladeren licht ruisen in de aanlandige wind. Op het moment dat ik een gulzige slok uit het flesje neem zoemt een luidruchtig insect vlak bij mijn oor. In een reflex sla ik van mij af en mors ik een flinke plas soft op mijn T-shirt. De aanval van het insect is afgeslagen maar mijn T-shirt is doorweekt en plakkerig. Daar kan ik niet in blijven rondlopen. De oplossing voor het onverwachte probleem ligt echter op de stoel in mijn auto. Ik trek mijn natte shirt uit, pak het zojuist gekregen T-shirt van de NDP en trek deze aan. Het is puur voor nood, niet voor de campagne. Ik voel aan de mouw van het shirt en concludeer dat er veel geld in de partijpot zat. Dit T-shirt kan een stootje hebben.

Tien minuten later komt Bouterse met zijn delegatie aanlopen, omringd door vriend en vijand, met beide handen zwaaiend in de lucht, duimpjes omhoog en met een brede glimlach op zijn gezicht. Hij heeft weer flink wat vrouwen tegen zijn borst mogen drukken vandaag. Daar zou ik ook vrolijk van worden, want er lopen hier fraaie exemplaren rond.

Een beveiliger opent het portier van de Nissan Maxima om Desi te laten instappen. Op het moment dat hij instapt kijkt Bouterse nog even rond. Onze ogen ontmoeten elkaar. Hij stopt even en blijft in half gebogen houding stil staan. Dan richt hij zich op en wijst hij naar mij. ‘Weg naar Peperpot mijn vriend’. Daarna stapt hij in.

Ik blijf versteend zitten. Was dit een bedreiging? En belofte? Een herinnering? De zwarte auto’s rijden weg en laten mij vertwijfeld achter. Een paar minuten later stap ik ook in mijn auto en rij terug naar Meerzorg, naar mijn onderkomen. Na een half uur rijden draai ik de Weg naar Peperpot in. Grote gaten in de onverharde, met schelpenzand bedekte weg halen de snelheid er flink uit en de auto piept en kraakt terwijl ik tijdens het rijden heen en weer word geschud. De wegen worden matig tot slecht onderhouden en op plaatsen waar zich tijdens regenbuien kleine plasjes vormen in kleine kuiltjes zijn binnen korte tijd grote gaten te verwachten doordat het onderliggende verweekte schelpenzand onder de wielen van passerende auto’s wegspat. Even later draai ik het erf op en parkeer de auto. Ik loop naar binnen en trek meteen een ander T-shirt aan.

Een week later zit ik op de veranda een boek te lezen. Het getjirp van de krekels vormt een continue achtergrondruis die pas opvalt als het stilvalt. En als het stilvalt worden mijn Javaanse buren bang, want volgens de legende kan je dan bezoek verwachten van bakroes. En aangezien bakroes akelige gemene kabouters zijn hou je ze liever buiten de deur. Ik ben dus blij met het aanhoudende getjirp.

Plots wordt de rust verstoord door het aanzwellende geluid van zware motoren. Ik kijk op en loop naar de weg waar ik een grote kiepwagen zie met daarachter een machine waarmee men zand vlak kan schuiven. Bovenop de kiepwagen staan een paar mannen die schelpenzand uit de laadbak scheppen en in gaten gooien. Daarna wordt de weg over de volle breedte vlak gestreken. Op de vrachtwagen wapperen links en rechts vlaggen en uit de wagen schalt luide, opzwepende salsamuziek. Als ze dichterbij komen zie ik wat er op de vlaggen staat: “Stem NDP”. Ik begin te lachen en schudt mijn hoofd. Wat een lef, om midden in een bolwerk van KTPI en PALU-aanhangers je zo te profileren. Het is stroop smeren van het hoogste niveau, openlijke omkoperij. De buurman komt aanlopen met zijn KTPI-vlag en zwaait deze boven zijn hoofd in het rond. Geen agressie, alleen joligheid. Want ondanks het fanatisme ervaren de mensen de campagnes als een feestje met cadeaus uit verwachte en onverwachte hoek. Ze profiteren er graag van want in deze magere tijden is alles beter dan niets.

Vandaag is de Weg naar Peperpot ontdaan van zijn gaten en kuilen en ik vlei mijzelf met de gedachte dat dit volledig te danken is aan mijn grote blauwe ogen.