zondag 30 december 2018

Heibel met de gemeente

Het verbaasd mij dat ik in 2008 niet uit de gemeente Rheden ben getrapt. Hier mijn brief aan de gemeente betreffende gezeur over mijn erfafscheiding.
Geachte heer, mevrouw
Heden ontvingen wij per post uw brief van 17 december met kenmerk BMBWT6820. In de brief maakt u uw voornemen kenbaar om over te gaan tot handhavende maatregelen omdat wij hebben nagelaten een erfafscheiding te laten legaliseren nadat deze, op grond van een negatief advies van de welstandcommissie, was aangepast aan de door de gemeente gestelde eisen.
Ik wil u er op wijzen dat hier geen onwil of opzet in het spel is aangezien we daags na het negatieve advies overleg hebben gevoerd met de heer ........ van uw afdeling over de meest wenselijk aanpassing van de schutting. Nadat hier overeenstemming over was verkregen hebben wij, naar nu blijkt abusievelijk, aangenomen dat de zaak hiermee rond was en wij aan onze verplichtingen hadden voldaan.
Blijkbaar moeten we nu een nieuwe aanvraag indienen zodat we weer van voren af aan beginnen en ik ten tweede male mijn jaarbudget afgeroomd zie worden met een kleine honderd euro aan leges voor een schutting die nauwelijks € 400,-- heeft gekost. Natuurlijk, eigen schuld, maar een dergelijke aanvraag en bijbehorende afhandeling van zo’n onbenullig bouwwerk had mijns inziens ook in één gang afgehandeld kunnen worden.
Afijn, dan maar geen kerstdiner buiten de deur dit jaar. Een blik knakworsten zal moeten volstaan. Mijn dochtertje moet komend jaar maar op blote voetjes over straat, want het geld voor haar schoentjes zit in de gemeentelijke leges. En dat allemaal vanwege een erfafscheiding.
Bij deze brief treft u de nieuwe vergunningaanvraag aan. Het is dezelfde aanvraag als voorheen met één verschil: de tekening van het aanzicht van de schutting. Ik hoop dat dit volstaat zodat ik € 3.000,-- kan steken in het onderhoud van mijn huis in plaats van het betalen van de aangekondigde dwangsom.
Ik hoop dat u de aanvraag op korte termijn in behandeling kunt nemen en er positief op zal beschikken. U hebt wat mij betreft voldoende gehandhaafd ten aanzien van mijn schutting. Nu is het tijd om het hondenpoep probleem in mijn wijk aan te pakken, want we worden er een beetje moe van om na een wandeling met de wandelwagen de poep van de wielen te moeten schrapen alvorens ons huis binnen te kunnen rijden.
Hoogachtend

zondag 2 december 2018

Computer plus Wilco = oorlog


Terug in de tijd. December 2000

Ik schrijf deze brief terwijl de klanken van een CD van Mariah Carey mijn oren strelen. De CD draait rond in mijn CD Romspeler. Mijn nieuwe computer staat nu in mijn logeerkamer te pronken. Tien dagen geleden heb ik hem al meegenomen van het werk, waar de gloednieuwe computer werd afgeleverd. Natuurlijk heb ik achteraf weer spijt als haren op mijn hoofd dat ik de computer via mijn werk heb besteld en niet bij een zaak in de buurt. Als ik nu wat krijg met de computer dan ben ik aangewezen op zo’n ondoorzichtige helpdesk i.p.v. dat ik even bij de winkel langs kan gaan. Mijn computer is er een van het type: “kan veel meer dan ik ooit nodig zal hebben” dus ik heb mij bij voorbaat geen beperkingen opgelegd. Alhoewel? Ik was er ten stelligste van overtuigd dat ik een modem had besteld maar dat bleek niet meer dan een valse overtuiging. Vreemd hoe een mens kan denken. Al maandenlang had ik de wens om een computer te hebben met een internet aansluiting. Een modem is daar onmisbaar voor. En dus zou je verwachten dat ik “modem” zou aankruisen op de bestellijst. Maar nee, ik kruis van alles en nog wat aan behalve de modem. Maar ik heb wel tegen iedereen lopen verkondigen dat ik een modem heb besteld! Zie hier de zoveelste kronkel in mijn hersenen. De gedachten van de mens zijn ondoorgrondelijk. Geen modem dus. Dus besloot ik er zelf maar een te kopen. Met mijn meest deskundige gezicht loop ik in Dieren een computerzaak binnen en zeg dat ik een modem wil hebben. Vraagt de verkoper: “Wat voor type computer heb je?” Binnen tien seconden na binnenkomst sta ik met mijn bek vol tanden. Een nieuw record. Ik probeer mij er uit te redden door te antwoorden met “Ik heb geen flauw idee, op dat soort dingen let ik niet” en hoop dat dit antwoord voldoende aanwijzingen bevat om mij aan een geschikte modem te kunnen helpen. “Hoe oud is de computer”, vraagt de verkoper. Dat is een tricky vraag want elk antwoord zal een foute zijn. De computer is namelijk nieuw maar niet bij hem gekocht. Zijn klantvriendelijkheid zal in één klap gedecimeerd worden als hij hoort dat ik mijn computer niet bij hém heb gekocht, vooral omdat ik hem wel lastig val met allerlei vragen over deze computer. Ik geef een gouden antwoord op zijn tricky vraag: “Nog niet zo oud”. Zo, daar kan hij het mee doen. Op basis van dit antwoord verwacht ik een gedegen en sluitend advies over het type modem dat geschikt is voor mijn nog niet zo oude computer van een onbekend type. Maar nee, meneer wil nog meer weten. 
“Bedoel je een jaar of vijf of jonger?” Ik weet dat de ontwikkelingen op computer gebied snel gaan maar ik vermoed dat een computer die in september is gekocht nog niet veel zal afwijken van de computer die ik een week geleden uit de doos heb getrokken dus ik lieg overtuigend door te beweren dat mijn computer “een maand of twee” oud is. “Waarom heb je er dan niet meteen een modem in laten bouwen?”, vraagt de man. Ik begin een Godsgruwelijke hekel te krijgen aan deze bijdehante betweter. Ik mompel iets onverstaanbaars wat zowel een vloek als een antwoord zou kunnen zijn en kijk de man met opgetrokken wenkbrauwen aan, waaruit de man afleidt dat ik sta te wachten op een serieus advies. En die krijg ik. Een Motorola communication modem 56 Kbps V.90 wordt op de toonbank getoverd. Ik zie op de voorkant van de doos een afbeelding van iets dat lijkt dat op een luchtfoto van de stad New York maar het blijkt een printplaat te zijn met de eigenschappen van een modem. Ik schrik mij kapot, want ik dacht dat een modem een kastje was dat ik met een stekkertje in mijn computer kon pluggen. Ik heb aan mijn computer geen openingen gezien waar ik een printplaat in kan pluggen. Met de angst om een gigantische flater te slaan vraag ik quasi nonchalant: “En hoe installeer ik zoiets”. Ik hoopte op een volledige en niets aan het toeval overlatende demonstratie maar die is blijkbaar alleen voor klanten weggelegd die hun computer bij hem hebben gekocht. “Je maakt de computerkast open en dan zie je een paar PCI-gleuven. Daar kan je de modem inschuiven. Nadat je de computer hebt opgestart zal de computer de modem zelf installeren, d.w.z. de computer werkt een installatieprocedure af. Lees de gebruiksaanwijzing maar”. 
De laatste zevenendertig woorden drongen helemaal niet meer tot mij door. Mijn gedachten bleven hangen bij “je maakt de computerkast open”. Hoe maak ik in vredesnaam een computerkast open. Moet ik het front er af slopen, of de achterkant? Kan ik de bodem er uit schroeven? Ik besluit nog één vraag te stellen waarmee ik mijzelf definitief het stempel van Neanderthaler bezorg. “Hoe maak ik zo’n kast open?” “Aan de achterkant”, luidt het uitgebreide en zeer instructieve antwoord van de vermoeide verkoper.  

Met al deze informatie moet het lukken. De gehele vrijdagavond heb ik tot mijn beschikking dus morgen kan ik het internet op, wat mij betreft. Thuisgekomen ren ik naar boven. Ik trek alle stekkers uit mijn computer, grijp de kast, draai de achterkant naar mij toe en bekijk de achterkant. Ik zie allerlei stekkeringangen, schroefjes en een paar dingen die lijken op schuifjes. Ik druk tegen de schuifjes maar er gebeurt niets. Ik kijk nog eens naar de schroefjes maar concludeer dat het losdraaien van de schroefjes onmogelijk kan leiden tot het verwijderen van de achterzijde. Ik snap er weer geen hol van. Hoe krijg ik die Godvergeten kast open? Ik ren naar zolder, haal daar mijn oude computer uit het stof, loop er mee naar de huiskamer en ga het oude ding uitvoerig bestuderen. Hier kan ik weinig aan verkloten dus ik begin met een schroevendraaier tegen de schuifjes aan te drukken. Natuurlijk gebeurt er weer niets. Dan de schroeven maar opendraaien. Weer komt er niets los wat mij inzage geeft in het inwendige van de computer. Ik besluit om met de schroevendraaier de voorkant los te wrikken. Dan kan ik in ieder geval via de voorkant tegen de binnenzijde van de achterkant aankijken. Dat levert ongetwijfeld veel nuttige informatie op over de constructie van de kast. Ik wip een plastic afdekplaat uit een ongebruikte diskdrivehouder en staar in het inwendige. Niets te zien wat van belang is. Shit! Dan besluit ik tot drastische maatregelen. Ik ga de zijkant loswrikken. Ik plaats de schroevendraaier in de naad tussen de bovenplaat en de zijplaat en begin te wrikken. Behalve dat de zijplaat onuitwisbare beschadigingen begint te vertonen gebeurt er niets. Moedeloos geworden plof ik op de bank neer. Het bewijs is nu definitief geleverd. Ik weet niets van computers, ik sta er niet open voor, ik haat die dingen, ik wil er niets van weten. Die krengen moeten het gewoon doen en verder verwacht ik er helemaal niets van. Ze drijven mij dagelijks tot wanhoop. Installatieprocedures zijn niet aan mij besteed. Ik heb er geen geduld voor. Zogenaamd is het gebruikersvriendelijk maar om een handleiding te kunnen lezen moet je eerst een CD-rom in de drive plaatsen om vanaf het beeldscherm te lezen wat je allemaal moet doen. Datzelfde beeldscherm heb ik echter nodig om allerlei handelingen te verrichten die aan de hand van allerlei vragen en opdrachten in een eindeloze stroom van pop up menu’s van mij verlangd worden. Ik voel me wanhopig en besluit de rest van de avond naar de teevee te staren.

De volgende morgen loop ik naar de computerwinkel. Ik verlang helderheid. Ik ga niet eerder die winkel uit of ik moet tot in detail uitgelegd hebben gekregen hoe ik die godvergeten klote kast open kan krijgen. Nog net op tijd weet ik te voorkomen dat mijn stem gaat overslaan wanneer ik openlijk verklaar geen flauw idee te hebben hoe ik een computerkast open moet krijgen. Het blijkt kinderlijk eenvoudig. Hoe kan het ook anders. Ik dien twee schroeven aan de achterzijde los te draaien en de zijplaat naar mij toe te schuiven. Aha, dus niet wrikken maar schuiven! Waarom kreeg ik die informatie gisteren dan niet? Opgelucht keer ik huiswaarts. Wilco zal deze klus eens snel gaan klaren, na de verloren vrijdagavond.

De kast ligt binnen een paar tellen open in mijn “stofvrije” studeerkamer. Ik schuif de modem, die ik voor het gemak beetpak met vette vingers, in de PCI-sleuf (de vaktermen rollen nu mijn toetsenbord uit alsof ik over nooit iets anders gesproken heb) maar dat gaat minder soepel dan ik had verwacht. De printplaat is lichtelijk krom (natuurlijk!) waardoor het kwetsbare geval met kracht in de rechte sleuf geduwd moet worden. Even overweeg ik de schroevendraaier erbij te betrekken maar dat domme voornemen laat ik snel lopen. De modem glijdt uiteindelijk met een paar scheefgedrukte weerstandjes in de gleuf, de kast kan dicht en de installatieprocedure kan beginnen. “Plaats de meegeleverd diskette met het stuurprogramma in het diskettestation”, vermeldt de summiere gebruiksaanwijzing. “Volg de instructies om de installatie te voltooien”. Dat kost mij dus drie pogingen. Er gaat helemaal niets vanzelf en ik zou niet weten welke instructies ik moet opvolgen. Uiteindelijk snap ik dat ik in een pop up menu moet aanklikken welk type hardware er geïnstalleerd moet worden. “Modem”, klik ik aan. Het lukt! Ik krijg een lijst met honderdduizend verschillende types modems. Op zoek naar de Motorola 56 Kbps V.90. Na enig gespannen zoeken vind ik de Motorola’s. Allerlei types maar geen V.90. Wel Godsgloeiende………… Van alle typen modems wordt mij een type verkocht dat volgens Windows niet eens bestaat!!! Ik kies een type dat het meest lijkt op mijn type en klik deze aan. Een pop up menuutje meldt mij dat de configuratie van het door mij gekozen alternatief niet overeenstemt met mijn V.90 en dat dit ten koste kan gaan van de functionaliteit van mijn modem. Als die rotcomputer mij dat allemaal zo precies weet uit te leggen, waarom biedt hij mij dan geen acceptabel alternatief?  Ik besluit dat het mij geen zak kan schelen en voltooi de installatie. Ik moet toch eerst nog vijftien meter telefoonkabel leggen alvorens ik kan inbellen dus voordat ik daarmee klaar ben heb ik nog voldoende tijd om die computerverkoper over de toonbank te trekken en hem zijn huid helemaal vol te schelden. Ik HAAT computers!

zaterdag 27 oktober 2018

Vertrouw op jezelf


Ik hurkte, plaatste mijn handen voor me op de grond, boog mijn hoofd naar beneden, liftte mijn voeten langzaam de lucht in, strekte mijn benen, daarna mijn armen en kwam in een gestrekte handstand te staan. Mijn hart vulde zich met een gelukzalig gevoel. Ik kon het afgelopen jaar nu afsluiten.

Het was een zwaar jaar, het jaar voor de millenniumwisseling. Een jaar met fysieke tegenslag in combinatie met een verhuizing. Voor de verhuizing had ik bewust gekozen, je weet waar je aan begint en je kan je er geestelijk, financieel en logistiek op voorbereiden. Maar fysiek zat het tegen. Het fysieke ongemak was mij overkomen. Een ongewenst geschenk van een Ixodes ricinus, ofwel een teek, een geleedpotig wezen behorend tot de klasse van spinachtigen. De Ixodes ricinus is berucht om de bacterie Borrelia burgdorferi die de ziekte borreliose veroorzaakt, beter bekend als de ziekte van Lyme. Mijn klachten werden in eerste, tweede en derde instantie door de huisarts afgedaan met overbelasting, artritis en reuma. Maar als jonge vent van net 30 wilde ik geen genoegen nemen met deze gemakzuchtige diagnoses. Mondige patiënten waren 15 jaar geleden nog een zeldzaamheid en de kennis van een arts was boven elke twijfel verheven. Maar ik was van mening dat niemand mijn lichaam beter van binnen en van buiten kende dan ikzelf. Een fysiek ongemak kon in ieder geval niet geweten worden aan een losbandige levensstijl. Ik was afgetraind tot in elke vezel, geen roker en geen drinker.

Een paar weken na een stuntelige poging van een EHBO’er om een teek uit mijn oksel te verwijderen begon ik pijn in mijn gewrichten te krijgen. Bewegen werd al snel een bezoeking. Een korte wandeling zorgde voor gloeiende enkels. Een polsbeweging veroorzaakte knakkende geluiden in het polsgewricht. En ik was moe, ongezond moe. Voor mij was het al snel duidelijk. De teek en mijn klachten moesten aan elkaar gerelateerd zijn. Maar het verband werd door de huisarts ontkend. Zijn alwetende ogen keken mij aan toen hij vroeg: “Heb je een rode kring rond de beet gehad?” Nee, antwoordde ik in alle eerlijkheid. “Dan is het geen Lyme”, zo wist de arts. Want hij had ervoor gestudeerd.

Ik zou de komende weken nog twee keer terugkeren in zijn spreekkamer. Na de tweede keer mocht ik met een formulier voor een bloedonderzoek naar het ziekenhuis op de Wageningse berg. Niet voor Lyme, maar voor reuma. Reuma! Stel je voor dat het toch reuma is? Wat doe je als dertigjarige als die diagnose gesteld wordt? Ik werd erg nerveus van het toekomstbeeld dat ik had bij een diagnose als reuma. In mijn verbeelding zag ik rolstoelen, stoelliften en vergroeide vingers en tenen. Maar de resultaten van het bloedonderzoek waren negatief. Dat was een opluchting, maar ik bleef in het ongewisse. Ik moest en zou een onderzoek naar Lyme krijgen al moest ik ervoor op de vuist met de huisarts. Die begon tijdens het derde bezoek een verhaal af te steken over onzekerheden met betrekking tot de onderzoeksresultaten. Als het bloedonderzoek zou uitwijzen dat ik geen Lyme had betekende het nog niet dat ik daadwerkelijk geen Lyme had. Een onderzoek naar Lyme was volgens hem dus weinig zinvol, vooral omdat ik volgens hem geen Lyme kon hebben, want ik had geen rode kring rond de beet gehad. Met tegenzin gaf hij mij na uitdrukkelijk aandringen van mijn kant uiteindelijk toch een doorverwijzing voor een bloedonderzoek naar Lyme. Zo’n onderzoek nam in die tijd enkele weken in beslag, voor mij spannende weken want mijn klachten werden steeds ernstiger. De uitslag was, hoe gek het ook klinkt, een enorme opluchting: ik had de ziekte van Lyme onder de leden. Mijn gelijk was bewezen! De diagnose deed het nodige stof opwaaien. Mijn huisarts bekende zijn ongelijk. Circa 10 tot 15% van de besmette tekenbeten blijven verschoond van een rode kring, zo bleek uit zijn recente vakliteratuur. Daarvan was hij niet eerder op de hoogte geweest, net als vele anderen die mij niet serieus hadden genomen.

Omdat ik de ziekte al bijna vier maanden onder de leden had volgde een zware antibioticakuur om de bacterie te bestrijden. Een kuur van drie weken. De bacterie legde het loodje, maar de klachten bleven lange tijd aanhouden, ook tijdens de verhuizing. Maar optimisme is mijn levensmotto. En dus boekte ik voor later dat jaar een reis naar Peru en Bolivia. Natuurlijk trok het avontuur, de historie en de cultuur van deze landen mij, maar een belangrijke drijfveer was dat de reis als fysiek zwaar werd bestempeld. Ofwel, een mooie test om na te gaan of ik de wereld weer aan kon.

We reisden met kleine busjes, taxi’s en vrachtwagentjes door Peru. Veel wegen waren van slechte kwaliteit, maar daardoor ook relatief veilig. Op de goede wegen werd namelijk vreselijk hard en onverantwoord gereden. De vele kruisen langs de weg gaven aan dat dit rijgedrag een zware tol eiste onder de bevolking. Elke dag stonden de voorpagina’s van lokale kranten vol met bloederige foto’s van beknelde lichamen in verkreukeld blik. De gezichten werden ongecensureerd in beeld gebracht, ik had de dood nog nooit zo onbeschaamd in de ogen gekeken.
En toch stapte ik elke dag vol goede moed in een busje, op weg naar een volgende bestemming. En gaandeweg de reis kwamen de bestemmingen steeds hoger boven zeeniveau te liggen. Duizend meter, vijftienhonderd meter, tweeduizend meter. Ik bedacht mij dat ik mijn fysieke gestel wilde testen door bij elke mijlpaal een handstand vanuit hurkzit te doen, omdat ik dat de maanden daarvoor niet kon. En telkens als we weer een paar honderd meter waren gestegen en een pauze hielden, stapte ik uit de bus en deed de handstand, gadegeslagen door de andere buspassagiers die mij voor gek verklaarden, vooral omdat ze niet wisten wat ik er mee wilde bewijzen. Vanaf drieduizend meter begonnen reisgenoten verschijnselen te vertonen van hoogteziekte. Desoriëntatie, duizeligheid, hoofdpijn, misselijkheid. Maar ik deed mijn handstand. Ook tijdens het lopen van de Incatrail. Vijfendertighonderd meter, vier kilometer. De uitzichten werden ook steeds weidser. Om bij één van de indrukwekkendste uitzichten te komen die Peru te bieden heeft moesten we vanuit Arequipa twee dagen reizen naar de Colca Canyon, één van de diepste kloven ter wereld.

Er werd een 20 persoons bus gecharterd waarmee we de lange tocht over slechte wegen moesten ondernemen. Onze chauffeur, een oudere man, reed als een bezetene. De bus klapte door kuilen en vloog over bulten en stenen. Het was een wonder dat de bus niet bezweek onder dit geweld, maar ik genoot er van. Op de eerste dag van dit tweedaagse avontuur reden we over een pas van 4850 meter en je raad het al, ook hier werd gestopt en een handstand gedaan. Na de stop daalden we af, laverend over de stoffige weg, met losse stenen, kuilen en hobbels. Op enig moment, we reden net door een kleine nederzetting, klonk er een harde klap onder de bus, direct gevolgd door een nog hardere klap waarbij de achterzijde van de bus minstens een halve meter de lucht in schoot. De man op de achterste bank sloeg met zijn hoofd tegen het plafond en viel beduusd terug in zijn stoel. De bus kwam schurend tot stilstand. “We hebben iets geraakt”, klonk het. Ik snapte er niets van. Ik had de hele tijd om mij heen zitten kijken en niets voor ons op de weg gezien dat we geraakt zouden kunnen hebben. Ik schoof een raampje open om naar achteren te kunnen kijken. Op de weg lag, te midden van neerdwarrelend stof, een groot vat waar vloeistof uit stroomde. “We hebben een vat geraakt”, riep ik. De chauffeur en passagiers verlieten de bus en liepen naar het gedeukte vat op de weg. “Verdomd, het is de brandstoftank van onze bus”. En inderdaad, de bevestigingsbeugels van de brandstoftank hadden het begeven waarna de tank onder de bus was weggevallen, pal voor de achterwielen. De reis leek ten einde, maar de chauffeur liet zich niet uit het veld slaan. Met tegenslag moet je afrekenen door creatief en vastberaden te zijn. Een tank werd op het dak van de bus vastgesnoerd, er werd door middel van een tuinslang een verbinding gelegd tussen tank en brandstofleiding en een half uur later reden we weer richting Colca Canyon. De volgende dag deed ik mijn handstand aan de rand van de Canyon met condors die boven mijn hoofd cirkelden.

We reisden door naar La Paz in Bolivia. Daar hoorde ik van de mogelijkheid om via een adembenemende route naar de Chacaltaya, een 5300 m hoge top ten noorden van La Paz, te rijden. Dat wilde ik meemaken en ik reserveerde een plekje in een 15 persoons busje. De rit voerde over een smalle weg met aan de linkerzijde de bergwand en aan de rechterzijde een afgrond. De afstand tussen de banden en de rand van de weg was af en toe niet meer dan tien centimeter. Maar er stonden hier geen kruisen langs de weg dus kennelijk verongelukken er nooit mensen op deze weg, hetgeen mij geruststelde.

De bus bereikte het eindpunt. Nu was het aan mij om nog een paar honderd meter hoger te klimmen naar het hoogste punt. Mijn reisgenoot bleef helaas achter bij de bus, geveld door hoogteziekte, maar op een afstand zag ze mij mijn handstand doen, op 5300 m boven zeeniveau. Ik kon de wereld weer aan, de pijn was verdwenen, het stof was neergedaald, ik had weer een helder zicht op de toekomst.

woensdag 26 september 2018

Liefde

Ik weet het, ik ben inmiddels vijftig jaar oud. Een halve eeuw ligt achter mij en misschien is dat wel meer dan er voor mij ligt. Om de tijd die voor mij ligt zinvol en waardevol te maken moet ik lering trekken uit alle wijze lessen die ik in de afgelopen vijf decennia heb geleerd. Wat mij het meest is bijgebleven van de afgelopen jaren is dat ik dubbelop geniet van belevenissen en ervaringen als ik ze mag meemaken met iemand die mij lief is, iemand die speciaal is voor mij en voor wie ik ook speciaal ben. Maar zo'n persoon vind je niet zomaar, juist omdat ze heel speciaal is en daardoor zeldzaam.

Twee ontmoetingen bleven me dit jaar bij. Het waren ontmoetingen met een positieve lading. De herinnering aan die ontmoetingen bleef een tijdje sluimeren maar begon vervolgens op de voorgrond te treden. Tot het moment dat ik besefte dat ik iets moest gaan doen met die herinnering. De herinnering nestelde zich namelijk niet zonder reden tussen mijn oren, het wilde dat ik mij bewust werd van de betekenis ervan. Waarom bleef die herinnering, waarom gaf het mij zowel een prettig als een onrustig gevoel? En toen drong het tot mij door: de ontmoeting was voorbestemd, het had een reden. En als iets is voorbestemd moet ik er iets mee doen, dan moet ik actie ondernemen. Sommige kansen krijg je maar één keer en om ze te kunnen verzilveren moet ik een bepaalde schroom van mij afwerpen, moet ik kleine of grotere drempels nemen, moet ik wat moed verzamelen en mij niet laten leiden door angst voor afwijzing.

Ik heb de drempels durven nemen, heb de benodigde moed verzameld en zag het beloond worden in de vorm van een stralende vriendin die mij met liefde vervult. Het was natuurlijk niet alleen mijn verdienste. De moed kwam van twee kanten, evenals het vertrouwen. Contact zoeken met iemand die je nog maar een paar keer hebt gesproken is spannend, maar het is minstens zo spannend om positief te reageren op de toenadering. Want hoe goed ken je elkaar na twee ontmoetingen die alweer een tijdje in het verleden liggen?
Je krijgt nooit tweede kans op een eerste indruk. De eerste indruk was goed en werd enkele weken later bevestigd bij de tweede ontmoeting. Dat de herinnering aan die ontmoetingen bleef hangen was een volgende bevestiging. Dat was het teken dat het goed zat, dat het geoorloofd was om contact te zoeken, dat er een gezonde interesse was gewekt. En dat bleek wederzijds te zijn.

Ik ben ontzettend blij met haar, ze is mooi, creatief, muzikaal, liefdevol, warmbloedig en nog veel meer waardoor ze mij voor haar laat smelten. Ik zou elke dag bij haar willen zijn, haar elke dag in de ogen willen kijken, haar willen aanraken. Dat is helaas niet mogelijk, maar verlangen naar iemand is ook mooi, omdat het de dankbaarheid vergroot voor de momenten die je samen kan delen.

dinsdag 23 januari 2018

Geluksmoment

Ze was een brunette met blauwe ogen. En ze heette Laura, de eerste volwassen vrouw waar ik als puber verliefd op was. Misschien is verliefd een te sterk woord voor wat ik voor haar voelde. Laat ik het bewondering noemen. Ik bewonderde haar om haar schoonheid, om haar lach, om haar verhalen. Dat ze zich zo vrij voelde in mijn gezelschap was, dat besefte ik heel goed, te wijten aan mijn leeftijd. Ze zag in mij geen partij. Ik was te jong, was in haar ogen geen seksueel roofdier maar een aandoenlijk ventje dat net onder de rok van zijn moeder vandaan was gekropen. Bovendien was ik het neefje van haar vriend, een man van twintig met een rijbewijs, baardgroei en brede schouders. Mensen merkten wel eens op dat ik op mijn neef leek waardoor ik mij gevleid voelde, maar ze doelden daarbij met name op ons gevoel voor humor. Scherpe oneliners waren onze specialiteit maar op fysiek gebied bleef ik bij hem achter. Hij was al gepokt en gemazeld in militaire dienst, ik kende slechts het geluid van een klappertjespistool. Mijn levenservaring ging niet verder dan overleven tijdens de dagelijks gang naar de brugklas.

Hoe stoer mijn neef ook mocht zijn, hij woonde nog wel bij zijn ouders thuis. En zijn ouders waren mijn oom en tante. Omdat Laura daar veel over de vloer kwam, kwam ik opvallend vaak ‘zomaar’ even aanwaaien bij mijn familie, want op dagen dat ik Laura had gezien voelde ik mij gelukkig en de kans op een gelukkige dag wilde ik mijzelf niet ontnemen. Laura was een verrijking van mijn leven, gewoon door haarzelf te zijn als ik bij haar in de buurt was. Bij haar zat de echte schoonheid zowel van binnen als van buiten maar ze leek zich er niet van bewust te zijn, hetgeen haar nog aantrekkelijker maakte. Laura gaf mij hoop. Als mijn neef, met zijn vreemde humor, zo’n mooie vrouw voor zich wist te winnen, dan zou ik dat ook moeten kunnen, ooit. En een rijbewijs zou mij daar bij kunnen helpen, want welke vrouw houdt niet van een roadtrip? Het was mijn droom, een roadtrip maken met de liefde van mijn leven. Maar rijlessen lagen nog minstens 5 jaar in de toekomst.

Laura had wel een rijbewijs. Twee zelfs. Ze mocht zowel auto als motor rijden. En dat deed ze dus ook. De auto waar ze in reed, een Datsun 240Z uit 1974, was van mijn neef, de motor waar ze op reed was van haarzelf.

Ik liep weer eens de straat in waar mijn oom en tante woonden en zag haar motor voor het huis staan, een zwarte Honda CB 650 SC Nighthawk uit 1982. Ik toverde mijn onnozelste gezicht tevoorschijn, belde aan en wachtte vol verwachting. Mijn hart maakte een sprongetje toen bleek dat Laura de deur open deed. Met grote Bambi-ogen keek ik haar aan. Ik hoefde gelukkig nooit een reden te noemen als ik op bezoek kwam omdat er nooit naar een reden werd gevraagd. “Hé, kom binnen. Zin in thee?”.

Die dag leek alles mee te zitten. Mijn neef was er niet, mijn tante was druk in de keuken en Laura's aandacht richtte zich volledig op mij. Ze zat op haar praatstoel, ik zat schuin tegenover haar en genoot van haar verschijning en van haar opgewekte stem. Tot het moment dat de telefoon ging. Mijn tante nam op en gaf een bericht aan mij door. “Niels, het is je moeder. Je had een half uur geleden al thuis moeten zijn”.
Ik schrok. Was het al half vijf? Ik was de tijd uit het oog verloren waardoor mijn geluksmoment bruut werd verstoord. Net op het moment dat ik helemaal in mijn element was moest ik vertrekken. Het was zeker vijftien minuten lopen naar huis, tien minuten als ik in draf zou gaan.


“Ik breng je wel even”, zei Laura totaal onverwacht. “Met de motor zijn we er in een paar minuten”. Ze sprong op, liep naar de gang, trok haar jas aan en pakte haar helm. Ze gaf de helm van mijn neef aan mij. Samen liepen we naar buiten. Ze zwaaide haar slanke been lenig over het zadel van de Honda en gebaarde dat ik achterop moest gaan zitten. Nadat ik de helm over mijn hoofd had geschoven zwaaide ik ook mijn been over het zadel en nam plaats achter de smalle rug van Laura. Ik strekte mijn armen schuin naar achteren om het bagagerekje vast te pakken.
“Je kan me beter om mijn middel vasthouden”, merkte Laura op terwijl ze naar achteren keek, met haar bovenlijf naar me toegebogen. Dat advies nam ik graag ter harte, ook al voelde het alsof ik door het mooiste meisje ten dans werd gevraagd op een eerste dansles, wetende dat ik nog geen danspas had geleerd en een grote kans liep om een modderfiguur te slaan.


Ze pakte mijn linkerhand en legde die op haar buik. Mijn rechterhand volgde na een korte twijfeling op eigen kracht. “Je moet wat dichter tegen mij aan komen zitten en met mij meebewegen in de bochten”. Haar stem klonk iets strenger dan gewoonlijk. De motor was haar domein, zij was hier de leider. Mijn lot was vanaf het moment dat we wegreden afhankelijk van haar stuurkunsten maar ik legde mijn lot graag in haar handen. Ik voelde de warmte van haar zachte buik door haar dunne jas heen. Mijn handen bewogen vrijwel onzichtbaar op en neer in het ritme van haar ademhaling. We zaten tegen elkaar als twee theelepeltjes in een besteklade. Dichter dan dit was ik nog nooit bij een vrouw geweest. Het was een surrealistische ervaring, een droom die ik nooit durfde te dromen. Dit was een geluksmoment dat mij altijd zou bijblijven.


Ik wilde intens genieten van elke seconde, wetende dat het een korte rit zou zijn. Harder dan 50 reden we niet, we reden immers binnen de bebouwde kom, maar voor mijn gevoel vlogen we. Haar lange haren wapperden langs mijn nek en voelden als een streling. De motor remde iets af, ik drukte door de vertraging met mijn bovenlijf tegen haar rug maar ze ving de extra druk goed op. Ze oogde tenger, maar had genoeg kracht in de schouders en armen om de 650 cc met extra belading in bedwang te houden. Bocht naar links, stukje rechtdoor, bocht naar rechts en we reden de straat van mijn ouderlijk huis in. Ze kneep de koppeling in en liet de motor uitrollen tot voor het huis van mijn ouders. Ze stopte naast de stoeprand. “Je mag afstappen hoor”, lachte ze maar ik wilde niet. Ik wilde haar niet loslaten maar wist dat het moest. Ze was niet van mij, haar hart lag bij mijn neef en ik gunde hem deze geweldige vrouw.


Ik stapte af, bedankte haar voor de lift en groette haar zoals verlegen pubers dat doen: onhandig en net iets introverter dan ik had willen zijn. Toen ze weg reed wist ik het. Als ik later groot zou zijn wilde ik ook zo’n vrouw. Maar bovenal wilde ik zo’n motor.

dinsdag 16 januari 2018

Werken aan de weg


Het is net als in de voorgaande weken bijna dertig graden met een hoge luchtvochtigheid. Geen omstandigheden om grootse fysieke prestaties te leveren, of het moet in een zwembad zijn. De lucht is gevuld met warmte en met de tonen van Latijns-Amerikaanse dansmuziek.

‘Waar woon je?’, vraagt hij ogenschijnlijk oprecht geïnteresseerd. ‘In Meerzorg, aan de Weg naar Peperpot’, antwoord ik naar waarheid. ‘Als jij op de NDP stemt, zorgen wij dat de weg voor jouw huis wordt verhard’. Zijn ogen kijken vol overtuiging in de mijne. Daarna strekt Desi zijn rechterhand uit en terwijl ik zijn hand ontvang in de mijne zegt hij ‘Blijf nog even, je krijgt nog iets van mij’. Hij laat mijn hand los, gebaart naar een medewerkster die zich vervolgens omdraait, een kamer in loopt en dan bukt om een plat pakketje uit een grote kartonnen doos te halen. Een paar seconden later komt ze teruglopen met een uitgevouwen T-shirt voor haar borst met daarop in paarse letters de tekst: “Stem NDP”. NDP staat voor Nationale Democratische Partij en is een politieke partij in Suriname.

Het is 1991 en de campagnes voor de verkiezingen zijn in volle gang. Ik ben slechts een toeschouwer van de politieke campagnes die gaande zijn en kom langs om gratis T-shirts te scoren die ik als souvenirs beschouw. De NDP is vier jaar geleden, in 1987, opgericht door Desi Bouterse, in die tijd betiteld als de dictator van Suriname. Het T-shirt wordt mij door Desi in mijn handen gedrukt, begeleid door een joviale schouderklop. ‘Stem NDP!’, klinkt het gebiedend. De oprichter van de partij is weer verder gelopen en staat nu tien meter van mij vandaan, druk bezig met handen schudden en knuffels uitdelen. Brasa’s noemen ze die hier en Desi is dol op het uitdelen van brasa’s, vooral aan jonge vrouwen. Ik doorzie de ware bedoelingen van deze man, maar ik kan me voorstellen dat mensen achter hem aanlopen en hem geloven op zijn woord. Hij is zeer charismatisch en zijn aangeboren charme weet hij op de juiste momenten in te zetten.

De politieke campagnes richten zich op het paaien van stemgerechtigden door het weggeven van T-shirts en uitdelen van lekkere hapjes. En ze weten precies wat hier populair is. Hier, in Nieuw Amsterdam, wonen veel Javanen en die zijn dol op Saoto, een Javaanse maaltijdsoep met ei. Deze soep is ook mijn favoriet voor de lunch. In een hoekje van het terrein staan mooi geklede Javaanse vrouwen soep uit te delen aan de massaal toegestroomde inwoners van het dorp, waarvan ik vermoed dat het merendeel bestaat uit aanhangers van de KTPI, de partij die is opgericht voor en door Javanen, met in hun logo een wajangpop. Maar ook de Progressieve Arbeiders- en Landbouwers Unie (PALU), de partij van mijn stagebegeleider, heeft hier een fanatieke aanhang. Ook van deze partijen heb ik inmiddels een T-shirt. Die van de KTPI is duidelijk van mindere kwaliteit dan die van de PALU en de NDP. Het zal een geldkwestie zijn. Kwaliteit is duur en het gaat niet om de kwaliteit maar om het gebaar. Een motto dat hier diep in de politiek geworteld is.

In hun fanatisme om stemmen te winnen zien de partijmedewerkers blijkbaar over het hoofd dat ik een Nederlander ben en geen stemrecht heb in Suriname. Of proberen ze via mij de stemgerechtigde Surinamers over te halen om NDP te stemmen? Dat ze mijn aanwezigheid zien als Nederlandse steun aan de NDP? Ik kijk om mij heen om te zien of er mensen van de pers aanwezig zijn. Ik zie echter niemand met een professionele camera rondlopen zodat ik opgelucht ademhaal en mij stilletjes terugtrek uit de drukte. De persfotograaf had waarschijnlijk vertraging omdat hij door de schaarste aan brandstof niet heeft kunnen tanken. Of zijn auto was stuk, hetgeen een veelgehoord excuus is omdat het gezien de staat van het wagenpark in Suriname erg geloofwaardig is. Het kan ook zijn dat de veerpont vol was en hij er niet meer bij op kon zodat hij minimaal een uur vertraging oploopt of, en dat is altijd het spectaculairst, de veerpont is afgedreven door motorstoring. Afhankelijk van het tij drijft de pont dan af naar het noorden of naar het zuiden. Maar hoe het tij ook staat, je zit de rest van de dag vast op een roestige boot.

Nadat ik een bakje saotosoep ben gaan halen en met genoegen heb opgegeten, al hadden de dames wat minder scheutig mogen zijn met de peper, wil ik huiswaarts keren. Mijn auto staat echter ingesloten door enkele grote zwarte Nissans Maxima, zo te zien toebehorend aan de delegatie van Bouterse. Ik zou in mijn auto kunnen stappen en gaan toeteren om de aandacht te trekken van de bestuurders van de zwarte auto’s maar besluit wijselijk te wachten tot het probleem vanzelf oplost. Ik leg mijn NDP-T-shirt in de auto en loop naar een warung op de hoek van de straat en vraag om een frisdrank, een soft zoals ze die hier noemen. Ik loop met mijn flesje terug in de richting van mijn auto en ga op een brokkelig muurtje zitten onder een koningspalm waarvan de bladeren licht ruisen in de aanlandige wind. Op het moment dat ik een gulzige slok uit het flesje neem zoemt een luidruchtig insect vlak bij mijn oor. In een reflex sla ik van mij af en mors ik een flinke plas soft op mijn T-shirt. De aanval van het insect is afgeslagen maar mijn T-shirt is doorweekt en plakkerig. Daar kan ik niet in blijven rondlopen. De oplossing voor het onverwachte probleem ligt echter op de stoel in mijn auto. Ik trek mijn natte shirt uit, pak het zojuist gekregen T-shirt van de NDP en trek deze aan. Het is puur voor nood, niet voor de campagne. Ik voel aan de mouw van het shirt en concludeer dat er veel geld in de partijpot zat. Dit T-shirt kan een stootje hebben.

Tien minuten later komt Bouterse met zijn delegatie aanlopen, omringd door vriend en vijand, met beide handen zwaaiend in de lucht, duimpjes omhoog en met een brede glimlach op zijn gezicht. Hij heeft weer flink wat vrouwen tegen zijn borst mogen drukken vandaag. Daar zou ik ook vrolijk van worden, want er lopen hier fraaie exemplaren rond.

Een beveiliger opent het portier van de Nissan Maxima om Desi te laten instappen. Op het moment dat hij instapt kijkt Bouterse nog even rond. Onze ogen ontmoeten elkaar. Hij stopt even en blijft in half gebogen houding stil staan. Dan richt hij zich op en wijst hij naar mij. ‘Weg naar Peperpot mijn vriend’. Daarna stapt hij in.

Ik blijf versteend zitten. Was dit een bedreiging? En belofte? Een herinnering? De zwarte auto’s rijden weg en laten mij vertwijfeld achter. Een paar minuten later stap ik ook in mijn auto en rij terug naar Meerzorg, naar mijn onderkomen. Na een half uur rijden draai ik de Weg naar Peperpot in. Grote gaten in de onverharde, met schelpenzand bedekte weg halen de snelheid er flink uit en de auto piept en kraakt terwijl ik tijdens het rijden heen en weer word geschud. De wegen worden matig tot slecht onderhouden en op plaatsen waar zich tijdens regenbuien kleine plasjes vormen in kleine kuiltjes zijn binnen korte tijd grote gaten te verwachten doordat het onderliggende verweekte schelpenzand onder de wielen van passerende auto’s wegspat. Even later draai ik het erf op en parkeer de auto. Ik loop naar binnen en trek meteen een ander T-shirt aan.

Een week later zit ik op de veranda een boek te lezen. Het getjirp van de krekels vormt een continue achtergrondruis die pas opvalt als het stilvalt. En als het stilvalt worden mijn Javaanse buren bang, want volgens de legende kan je dan bezoek verwachten van bakroes. En aangezien bakroes akelige gemene kabouters zijn hou je ze liever buiten de deur. Ik ben dus blij met het aanhoudende getjirp.

Plots wordt de rust verstoord door het aanzwellende geluid van zware motoren. Ik kijk op en loop naar de weg waar ik een grote kiepwagen zie met daarachter een machine waarmee men zand vlak kan schuiven. Bovenop de kiepwagen staan een paar mannen die schelpenzand uit de laadbak scheppen en in gaten gooien. Daarna wordt de weg over de volle breedte vlak gestreken. Op de vrachtwagen wapperen links en rechts vlaggen en uit de wagen schalt luide, opzwepende salsamuziek. Als ze dichterbij komen zie ik wat er op de vlaggen staat: “Stem NDP”. Ik begin te lachen en schudt mijn hoofd. Wat een lef, om midden in een bolwerk van KTPI en PALU-aanhangers je zo te profileren. Het is stroop smeren van het hoogste niveau, openlijke omkoperij. De buurman komt aanlopen met zijn KTPI-vlag en zwaait deze boven zijn hoofd in het rond. Geen agressie, alleen joligheid. Want ondanks het fanatisme ervaren de mensen de campagnes als een feestje met cadeaus uit verwachte en onverwachte hoek. Ze profiteren er graag van want in deze magere tijden is alles beter dan niets.

Vandaag is de Weg naar Peperpot ontdaan van zijn gaten en kuilen en ik vlei mijzelf met de gedachte dat dit volledig te danken is aan mijn grote blauwe ogen.