donderdag 11 december 2008

Tweede jeugd

Het vaderschap brengt een grote variatie aan emoties met zich mee. Trots en vreugde worden afgewisseld met frustratie of ergernis. Gelukkig voeren trots en vreugde de boventoon, maar in bepaalde gevallen leidt onhebbelijk peuterpuberaal gedrag van de oudste dochter tot kokend bloed. In een dergelijk geval laat ik de zorgen voor de betreffende dochter acuut aan mijn vrouw over, zodat ik in een andere ruimte even kan afkoelen. Dat is een luxe waar we beiden graag gebruik van maken als we beiden thuis zijn. Geen knokpartijen, geen geschreeuw maar even een stapje terug doen en het de ander laten overnemen. Na een minuut of tien wordt er dan weer volop geknuffeld en behoort de onenigheid tot het vergeten verleden.
Onlangs speelde dochterlief weer de rol van bloedzuiger door alles anders te doen dan door ons wenselijk werd geacht. Ze had 's middags niet willen slapen en vocht nu vooral tegen zichzelf hetgeen resulteerde in tegendraads gedrag. Met één van haar rondmaaiende armpjes raakte ze me vol op de neus toen ik haar wilde oppakken. Geen opzet, absoluut niet want dat zit niet in haar aard, maar wel net de druppel die de emmer deed overlopen. "Hier, neem jij haar maar", snauwde ik en liet mijn vrouw met het brullende kind in de kamer achter. Ik liep naar de kapstok, greep mijn jas, das en handschoenen, trok deze aan en liep naar buiten, waar het net was gaan sneeuwen. De temperatuur hing rond het vriespunt, maar door de afwezigheid van wind voelde het aangenaam, zolang mijn handen warm bleven. Eerder die dag was het spekglad geweest en had ik mijn fiets bij het station laten staan omdat ik geen zin had om fietsend onderuit te gaan. De verse sneeuwlaag bood nu voldoende grip onder mijn schoeisel en ik besloot daarom om lopend naar het station te gaan en mijn fiets op te halen. Met elke stap in deze goedmoedige winterse omgeving voelde ik mijn frustratie minder worden en tegen de tijd dat ik bij het station kwam voelde alles weer zoals het moet zijn. Mijn fiets stond er nog, dat is in het verleden wel eens anders geweest, zodat ik huiswaarts kon fietsen. Na een paar meter besloot ik toch maar weer te gaan lopen, want de weg voelde nog te glad om de fietstocht van amper drie minuten zonder kleerscheuren te kunnen volbrengen. Al lopend viel mijn oog op een idyllisch tafereeltje dat mij gek genoeg op de heenweg was ontgaan. Halverwege het traject tussen mijn huis en het station staat al sinds een jaar of drie een roze Kever weg te kwijnen op een oprit bij een woning. De Kever, waarschijnlijk ooit aangeschaft met de bedoeling deze te gaan restaureren, heb ik in die drie jaar tot mijn verdriet geleidelijk zien wegkwijnen. De roestduivel sloeg genadelooos toe en op het moment dat elke redding te laat leek werd de Kever te koop aangeboden. De winter bracht deze keer echter iets goeds voor de trieste Kever. Een fris pakket sneeuw bedekte de doffe roze lak en liet de Kever weer stralen in het avondlicht zoals ze dat in 1974 in het TL-licht van de showroom zal hebben gedaan. Ze zag er maagdelijk uit, haar wonden leken genezen, ze was herrezen. Alsof haar jeugd zou wederkeren als de sneeuwdeken zou worden verwijderd. Voor even was ze de mooiste Kever in de omgeving. Ik gunde haar dit moment en besloot het te vereeuwigen. Snel liep ik naar huis, zette mijn fiets weg, liep naar binnen om mijn fototoestel te pakken en snelde terug naar de steeds witter wordende Kever. De vlokken waren nog dikker geworden en het licht van de straatlantaarn zette haar in een prachtige gloed, de gloed die ze al zolang geleden was kwijtgeraakt. Voor haar hoopte ik dat de dooi voorlopig niet zou inzetten en ze zich de komende dagen in haar nieuwe frisse jas kon tonen aan de vele passanten die dagelijks aan haar voorbij reden of liepen.
De sneeuw ontnam het briefje waarop staat dat ze te koop is. Dat nadeel diende ze dan maar voor lief te nemen. Als de dooi zijn intrede doet is ze weer te koop. Die avond was ze van iedereen die op deze stille winteravond buiten was om te genieten van het mooie schouwspel van dwarrelende sneeuwvlokken.


Thuisgekomen gloeiden mijn wangen. Ik trok mijn jas, das en handschoenen uit en liep naar de slaapkamer van mijn opstandige dochter, die inmiddels in diepe rust was. De Winny the Pooh-deken die haar kleine lijfje bedekte gaf haar de onschuld terug, zoals de deken van sneeuw de roze Kever haar schoonheid had teruggegeven. Even het meisje knuffelen en vervolgens weer volop genieten van het vaderschap.

dinsdag 2 december 2008

Benzinedampen

Mijn Kever is voorzien van een standkachel. Een originele Eberspäsher. De standkachel is geplaatst onder het kofferdeksel en onttrok vroeger de voor het warm stoken van de passagiersruimte benodigde brandstof rechtstreeks aan de benzinetank door middel van een aanzuigleiding, met een benzinefilter in een glazen behuizing! Je zou denken dat een dergelijke luxe standkachel professioneel is ingebouwd. In het geval van mijn Kever is dat zeer waarschijnlijk niet volgens de fabriekshandleiding gebeurd. Dat leid ik af uit het volgende: de benzineleiding liep van de kachel rechtstreeks naar de tank. Daar waar de leiding in de benzinetank verdween zat vanzelfsprekend een opening om de leiding doorheen te kunnen voeren. Persoonlijk zou ik, als ik het al zou aandurven om in een benzinetank een gat te boren, hier een mooie uitsparing hebben gecreëerd. De creatieve Zweed die mijn standkachel heeft geïnstalleerd achtte het, mogelijk bij gebrek aan elektriciteit, boormachine en/of ijzerboortjes afdoende om met een beitelachtig voorwerp en een moker een gat in de tank te slaan. Als hij een pistool zou hebben gehad zou hij waarschijnlijk deze hebben gebruikt, met het risico dat hij dan ook aan de onderkant een gat in de tank zou hebben geschapen. In de benzinetank zat dus een afschuwelijk gat met naar binnen buigende randen als de tanden van een haai. De opening werd afgedicht met een rubberen ring en onttrok de gapende wond aan het oog. En juist deze rubberen ring begon al snel na aanschaf van de Kever problemen te geven. Jammer genoeg had ik niet direct door dat de problemen werden veroorzaakt door deze ring. Ik dacht in eerste instantie dat er iets mis was met de niet-originele benzineleiding die van voor naar achter samen met de remleiding door de passagiersruimte liep, vervolgens dacht ik dat er iets mis was met de verbranding in de motor en toen ik uiteindelijk wél in de gaten had wat de oorzaak was vond ik geen afdoende oplossing. De ring was in de loop der tijd behoorlijk uitgedroogd waardoor de flexibiliteit was verdwenen en er scheurtjes waren ontstaan. Dit had tot gevolg dat bij warm weer restjes verdampte benzine via het rubber konden ontsnappen en bij het betere bochtenwerk er vloeibare benzine langs het rubber naar buiten werd geperst. Deze benzine verdampte vervolgens weer en kwam via kieren en naadjes in het passagiersgedeelte terecht.

Niemand wist mij aan een nieuw rubber te helpen. Ik werd doordoor gedwongen om onder alle omstandigheden met de ramen open te rijden om niet flauw te vallen van de dampen. Vaak waren geopende ramen niet afdoende om vergiftiging te voorkomen zodat het regelmatig voorkwam dat ik, na een rotonde driekwart te hebben gerond, mijn hoofd naar buiten stak om zuurstof te kunnen happen. Bij temperaturen beneden tien graden Celsius werd dat al snel een onaangename bezigheid. En hoe jolig het ook oogde, veiliger werd het rijden er niet van.
Met het bovengenoemde probleem ben ik samen met mijn vrouw ooit vanuit Dieren naar Middelburg gereden. Voor Nederlandse begrippen is dat een wereldreis. Gelukkig was met name op de heenreis er sprake van prettige weersomstandigheden zodat de raampjes open konden en het flink kon doorwaaien. Op de terugweg was het weer ons minder gunstig gezind. Donkere wolken pakten zich samen, het werd koud en bovenal vochtig. De raampjes moesten dicht of in ieder geval op een kier. Al snel werden we high van de dampen. Dit kon zo niet, dit ging ten koste van onze hersencellen en levensverwachting.

Na de restauratie van de Kever is, in overleg met HotRod, besloten de standkachel niet meer aan te sluiten. Gelet op de Nederlandse omstandigheden en het jaargetijde waarin de Kever het meest wordt gebruikt is een standkachel niet noodzakelijk. Wel zou de kachel zijn plekje in de auto behouden, zonder echter functioneel te zijn. Ik voelde er weinig voor om een voor duizenden euro's gerestaureerde Kever in vlammen te zien opgaan door kortsluiting in een standkachel waarvan de onderhoudshistorie onbekend is. Ontkoppelen hield echter wel in dat ik met een benzinetank bleef zitten met een gat er in. Dus moest ik op zoek naar een andere tank voor een ’65-er. Die vond ik tijdens het Kever Winterfestijn in Rosmalen, in januari 2007. De enige tank die ik dat weekend aantrof. Ik zag ‘m staan op de grond naast een kraam en mijn hart maakte een extra slag van vreugde. De tank zat goed in de lak, zowel aan de boven- als onderzijde, maar er zat geen dop bij. Geen probleem, de dop van mijn eigen tank kon ik natuurlijk gewoon overzetten. Omdat ik slecht ben in onderhandelen maar deze keer eens niet van zins was om de vraagprijs te betalen schakelde ik mijn collega in, die als VW T3-adapt met mij mee was gegaan. Ik vroeg hem wat hij vond van de vraagprijs van € 50,-. “Ik zou er niet meer dan 40 voor betalen”, antwoordde hij zelfverzekerd zonder zijn bod ergens op gestoeld te hebben. Ik liep weer terug naar de stand, sprak de verkoper aan en zei: “Mijn deskundige collega daar vindt dat ik niet meer dan 40 euro moet betalen voor die tank”. De man keek naar mij, vervolgens naar mijn collega die even verderop streng stond te kijken en zei ”Voor 45 euro mag je ‘m meenemen”. De deal was gemaakt. Toch 5 euro in de knip gehouden, die al snel alsnog uit de knip ging na aankoop van een broodje warm vlees.

In het voorjaar van 2007 heb ik de oude tank vervangen door de even oude andere tank. Technisch gezien een klusje van niets, maar de voldoening was groot. Als niet-techneut moest ik de oude benzine aftappen (was ik even blij dat ik vier 5 liter tankjes in mijn garage had staan), de brandstofleiding ontkoppelen, benzinemeter ontkoppelen, de standkachel verwijderen om vervolgens alles wat ik had ontkoppeld en verwijderd weer terug te plaatsen en aan te koppelen nadat ik de vervangende tank op z’n plek had getild. Het starten was even spannend maar de motor sloeg aan en bleef aan. Ik kon niet wachten om een rotonde te ronden en reed daarom verwachtingsvol naar de enige rotonde in mijn dorp. En ja, het bleef fris ruiken in de Kever, zelfs na twee rondjes. Het was gelukt, het restant aan hersencellen en longweefsel is sindsdien gespaard gebleven voor schadelijke dampen.