dinsdag 20 juni 2017

Was zij de ware?


In de beginjaren van mijn studie in Velp, dat was in de jaren vlak voor de invoering van de OV-jaarkaart, liftte ik regelmatig van Arnhem naar Zwolle. Arnhem was mijn woonplaats en in Zwolle stond (en staat) mijn ouderlijk huis. Ik liftte met één simpele reden: geld besparen. Een enkeltje Arnhem-Zwolle kostte rond de tien gulden en als ik een lift kon krijgen dan had ik weer een tientje kunnen besparen. Geld was dus mijn drijfveer, of liever gezegd, het gebrek aan geld was mijn drijfveer. Op vrijdagmiddag pakte ik mijn rugzak vol met vuile was en boeken, liep ik de stijle trap af van het studentenhuis waar ik woonde en begon ik aan de voettocht van de voordeur naar de plek waar ik een lift hoopte te krijgen. Het was een wandeling van circa 2 kilometer, waarbij ik op de helft van de route station Velperpoort passeerde. Dat was altijd het moment waarop ik de definitieve beslissing nam om te gaan liften of om toch nog de trein te pakken. Telkens weer ervoer ik het als een kleine overwinning op mijzelf als ik het station voorbijliep en mijn weg vervolgde richting de Apeldoornseweg, waar ik mijn liftplek had gekozen tegenover het Sonsbeekpark.

Als ik met de trein ging dan wist ik dat ik een uur onderweg zou zijn voordat ik op station Zwolle zou arriveren. Vanaf daar was het nog slechts tien minuten lopen naar mijn ouderlijk huis. Als ik ging liften was ik nergens zeker van. Soms stond ik maar een minuut te wachten, soms ruim een half uur. En als ik dan in Zwolle arriveerde werd ik meestal afgezet bij de afrit naar Zwolle Zuid. Vanaf daar was het nog drie kilometer lopen naar huis. Met een zware rugzak. Ik kreeg mijn tien gulden dus niet zomaar cadeau, er moest flink voor gewandeld worden, al draait een vierdaagse loper zijn hand niet om voor dergelijke afstanden.

Ik ging vrijwel elk weekend naar Zwolle. Arnhem was niet mijn stad, ik voelde mij er de eerste jaren niet thuis. Het was te groot voor mij, te onoverzichtelijk. Kroegen of disco’s waren niets voor mij dus daar zocht ik mijn vertier niet. Liever ging ik naar huis, waar mijn familie en vrienden woonden.

Om de progressie van mijn studie niet in gevaar te brengen had ik geen televisie in mijn studentenkamer. Televisie is mijn vijand, ik kan uren achter elkaar naar de televisie kijken waarmee ik elk sprankje creativiteit de kop indruk. De afwezigheid van een televisie was voor mij een zegen. Zelden was ik creatiever en poëtischer dan in mijn studententijd. Ik schreef verhalen, schreef gedichten, tekende veel en studeerde met een gezonde dosis fanatisme. Het heeft me vlot door mijn studie geholpen. De creativiteit zorgde ook voor een gevoel van vrijheid en blijheid tussen de oren. En dat gevoel nam ik mee als ik ging liften en verwachtingsvol met mijn bordje ‘Zwolle’ langs de weg stond te wachten.

Er bestaat geen standaard persoon als het gaat om mensen die lifters meenemen. Ze waren van jong tot oud, van alleenstaand tot stelletjes, van zeer zwoele jonge vrouw tot grijzende homoseksuele man. Maar wie mij ook meenam, de eerste vragen die op mij afgevuurd werden, waren vrijwel altijd hetzelfde. ‘Ben je student?’ ‘Wat studeer je?’ En enthousiast als ik was over mijn studie zat ik nooit verlegen om woorden.

Slechts één keer heb ik een lift gehad van iemand die echt geen zin had in een gesprek. Dat klinkt vreemd, want waarom neem je dan een lifter mee, maar misschien was hij geen prater maar hield hij wel van gezelschap. Op het moment dat het tot mij doordrong dat een gesprek er niet in zat voelde ik mij even ongemakkelijk, maar korte tijd later genoot ik van de stilte en gaf ik mijn ogen de kost door vanuit de auto de omgeving in mij op te nemen.

Soms was er concurrentie op de liftplek. Dan stond er al iemand of kwam er iemand aanlopen als ik er al stond. Op het moment dat ik iemand zie voel ik wel of niet een klik. Dus als ik een klik voelde met de andere lifter dan was een korte groet vaak voldoende om tot een gesprek te komen en af te spreken om samen te liften, als de automobilist het goed zou vinden.

Toen brak de dag aan die mijn leven een andere wending had kunnen geven als de sterren net iets anders zouden hebben gestaan. Nadat ik al minstens een kwartier in mijn eentje op de liftplek had staan wachten stopte er een auto een paar meter bij mij vandaan. Op het moment dat ik mijn rugzak van de stoep pakte kwam een andere lifter, een stoffige hippie, achter mij vandaan rennen om mijn lift in te pikken. Dat liet ik niet gebeuren dus ik rende er achteraan. Terwijl hij de bijrijdersdeur opende trok ik de passagiersdeur open. Snel vroeg ik ‘Mag ik mee?’ Er volgde een bevestigend antwoord waarna ik achterin plaatsnam terwijl de inpikker, die niet eens een tas bij zich had, naast de bestuurder plaatsnam. De bestuurder was een jonge vrouw, ook dat nog, waar de hippie al snel een wazig gesprek mee begon te voeren, zoals alleen hippies dat kunnen. Veel passief agressief geleuter over vrede en liefde terwijl zijn enige bijdrage aan de wereld bestond uit het kweken van vlooien. Ik probeerde nog wel deelgenoot te zijn van het gesprek maar vanaf de achterbank was dat in de lawaaiige auto een onmogelijke opgave. Dus zocht ik via de achteruitkijkspiegel contact met de bestuurster. Twee vriendelijk ogen keken mij met regelmaat aan, alsof ze wilde zeggen ’help me, blijf bij me’. Ik gedachten voerde ik mijn eigen gesprek met haar prachtige heldere ogen, maar een kans om haar te leren kennen kreeg ik niet. Ik kreeg het gevoel dat mij door de hippie veel meer was ontnomen dan een plek op de passagiersstoel waardoor ik een nog grotere hekel aan hem kreeg dan ik al had toen hij mij voorbij rende op de liftplek. Ik besloot mij als redder op te werpen door niet eerder uit te stappen dan de hippie. Hij zou geen kans krijgen om met haar alleen te zijn. Gelukkig stapte ook hij in Zwolle uit, waarna we beiden onze eigen weg vervolgden. Ik hoopte hem nooit weer te zien. De jonge vrouw bedankte ik vriendelijk voor de lift. Ze glimlachte en bedankte mij ‘omdat je mij beschermd hebt’. Maar dat laatste verzon ik er zelf bij.

De weken daarna heb ik de hoop gekoesterd dat ik nog een herkansing zou krijgen. Dat ik deze jonge vrouw met haar lieve ogen nog een keer zou ontmoeten en een gesprek met haar zou kunnen voeren. Ik wist dat de kans klein was omdat zij toevallig die dag in Arnhem moest zijn, maar wordt er niet vaak gezegd dat toeval niet bestaat? Mijn gevoel zei mij dat we elkaar veel te vertellen hadden, maar het was blijkbaar niet voorbestemd want ondanks dat ik de weken daarna rond hetzelfde tijdstip op dezelfde plek stond kwam ze niet meer voorbij.

Het voorval is mij lang bijgebleven. Ze stopte toen ze mij zag staan en een ander wilde er met haar vandoor gaan. Ik heb alsnog mijn plekje weten te bemachtigen, maar op een kansloze tweede rang. Ik zal nooit weten wat het leven mij zou hebben gebracht als de hippie mijn plek niet had ingepikt. En misschien is dat maar beter ook, want soms is niet-weten beter dan weten.

Let it be


Soms neemt het leven een wending die niet met een kleine stuurcorrectie teniet gedaan kan worden. Om bij te kunnen sturen en op het gewenste pad te kunnen komen, zijn vaak drastische ingrepen nodig en moeten offers worden gebracht. Een van de geofferden is mijn hobbyauto, de Kever. Mijn autootje, die mij negen jaar lang zoveel plezier maar ook zoveel zorgen heeft gegeven, zorgen en financiële aderlatingen en daaruit voortkomende frustraties die ik in deze fase van mijn leven er niet meer bij kon hebben. Al bijna twee jaar stond ze stil in onze gehuurde garagebox. De APK verliep in oktober 2012. Een nieuwe APK zou weer een financiële injectie vergen en dat aan de vooravond van de winter, een periode waarin de Kever veelal niet buiten haar box komt. De liefde voor de Kever was er nog steeds, telkens als ik haar zag werd ik weer vertederd door haar mooie bolle vormen. Maar deze liefde werd niet meer gedeeld door het andere volwassen lid van mijn gezin. En dan is er onvoldoende draagkracht om de hobby te laten voortbestaan. Meer dan ooit diende mijn focus op het gezin te liggen en is de hobby ondergeschikt geraakt aan mijn enige en hoogst bereikbare doel: het herstellen van de relationele verhoudingen tussen mijn prachtige vrouw en mijzelf. De verkoop van de Kever was niet de enige actie die nodig was voor het bereiken van mijn doel, maar het gaf wel meer financiële armslag en daarmee mogelijkheden om betere omstandigheden te creëren die zouden kunnen bijdragen aan het bereiken van mijn doel. Of het doel gehaald zou worden was vooralsnog ongewis, maar ik wilde mijzelf later nooit kunnen verwijten er niet alles aan gedaan te hebben. En dus moest 'Herbie' plaatsmaken.

Ik had advertenties gezet op enkele autoverkoopsites. Het duurde even voordat er reacties kwamen en dat ondermijnde mijn vertrouwen in een vlotte verkoop. Maar na een week kwam er een reactie uit Duitsland. De man bleek erg enthousiast te zijn over de advertentie en anders dan ik ooit had verwacht sloeg zijn enthousiasme op mij over. De openhartige correspondentie tussen ons was daar de oorzaak van. Ik begon het leuk te vinden om mijn Kever te verkopen, in mijn beste Duits, aan iemand die er duidelijk een hart voor heeft. De plannen die de Duitser had met mijn Kever lagen helemaal in de lijn die ik er voor in gedachten had. En wat ik de Kever niet meer kon geven, namelijk aandacht en een flinke financiële injectie, kon deze man wel. Ten tijde van de onderhandelingen kwamen er nog diverse andere reacties binnen waarvan één ook zeer veelbelovend was voor de toekomst van Herbie. Maar de Duitser had een voorsprong en die voorsprong werd niet meer ingehaald. En dus werd de deal gemaakt via de mail en telefoon. Wat ons restte was een geschikte datum vinden om de auto op te halen. Dat viel nog niet mee, omdat er meerdere partijen bij betrokken waren. Allereerst de koper en de verkoper, maar ook degene die een autoambulance moest leveren, de monteur van de koper en een vriend van de koper. Het werd uiteindelijk zaterdag 17 november 2012, drie weken na het sluiten van de deal. Spannende weken, want ik had de koper nog niet in levende lijve gezien, enkel mail- en telefoonverkeer hadden de deal tot stand gebracht.

Om de Kever te kunnen verkopen aan een Duitser moest ik een exportvergunning aanvragen bij de RDW in Arnhem. Dat diende te gebeuren vóórdat ik Herbie daadwerkelijk had verkocht, dus voordat ik het geld in mijn handen had. Op het moment dat ik de exportpapieren had ondertekend mocht de auto niet meer op de Nederlandse weg rijden en zou, bij het afketsen van de deal, een vervelende situatie ontstaan.

De vervelende situatie bleef gelukkig uit. De heren meldden zich na een enkele reis van ruim 200 kilometer netjes op tijd bij mijn huis. Daarna reden we gezamenlijk naar de garagebox waar de Kever zonder kentekenplaten stond te wachten op het definitieve afscheid. Na een korte inspectie duwden we de 47 jaar oude auto de box uit richting de ambulance. Het takelen nam slechts een paar minuten in beslag waarin bij mij de emoties inwendig alle kanten op vlogen. Vervolgens werden de reserveonderdelen ingeladen: drie spatborden, een benzinetank, dozen met rommel, tapijt en wat dies meer zij. Alles moest mee want ik wilde niets overhouden. De garagebox moest leeg.

We reden daarna terug naar mijn huis om het papierwerk verder af te handelen. Eigendomspapieren werden verruild voor harde cash waarmee de deal definitief rond was. Op dat moment kwam dochterlief met mijn vrouw terug van zwemles en ondanks dat ze wist dat 'haar' Herbie verkocht zou worden kwam ze huilend binnenlopen nadat ze had gezien dat haar auto op de autoambulance stond. Dat maakte het afscheid niet gemakkelijker, maar het besluit was al lang geleden genomen en de deal was rond. Tien minuten later hebben we samen Herbie uitgezwaaid, met tranen in de ogen en op de wangen. Het was het einde van een tijdperk, zowel van mijn Kever als, zo bleek een half jaar later, van mijn huwelijk.