woensdag 20 november 2013

Afzien in de fuik



Het was een heerlijke avond om te fietsen en dus was Els op haar stalen ros gestapt om naar de verjaardag van haar vriendin te gaan. Barbara ziet vandaag Sarah. Een halve eeuw ligt achter haar. Over een maand zou Els zelf ook vijftig worden. Ze zag er tegenop. Twintig jaar geleden had ze een beeld van hoe haar leven er op haar vijftigste uit zou moeten zien, maar ze was niet eens in de buurt gekomen van het door haar gewenste leventje. Maar ze bleef optimistisch en bovendien had ze het beter getroffen dan menig ander.

Ze reed de Lijsterbesstraat in en stopte voor huisnummer 46, stapte af en plaatste haar fiets in de voortuin. Barbara had haar zien aankomen en deed de deur open voordat Els bij de deur was.
“Gefeliciteerd meid, nog vele gezonde jaren”. De vriendinnen omhelsden elkaar.
“Aan mij zal het niet liggen, Els.”
Els liep door het knusse halletje naar de deur van de woonkamer, duwde deze open en stapte naar binnen. Ze zag twee jonge mensen op de bank zitten en herkende in het alternatief geklede vrouwelijke exemplaar de dochter van Barbara. Ze liep naar de dochter toe en schudde haar de hand. Ook de man naast haar kreeg een handdruk. “Els”, zei Els. “Marco”, zei de man. “Ik ben de vriend van Lotte”. Marco droeg een Rayban zonnebril op zijn hoofd en een gouden ketting om zijn hals. De ketting was net iets te grof om stijlvol te zijn.

Via de achterdeur kwam de man van Barbara binnen. “Kom ik daar even goed weg! Alcoholcontrole hier vlakbij, aan de Oosterlaan. Gelukkig had ik maar één pilsje gedronken. Ik moest blazen maar zat ruim onder de norm”.
“Een alcoholcontrole? Die heb ik nog nooit gehad”, zei Els. “Ik zou ook wel eens op zo’n pijpje willen blazen”, lachte ze. “Nou, dan rij je toch die kant op! Misschien controleren ze jou dan ook. Je hebt niets te vrezen want je hebt nog niets gedronken, toch?”.
“Maar ik ben met de fiets”.
“Marco is toch met de auto, Lotte?, vroeg Barbara.
“Ja klopt. Neem de auto van Marco maar”, zei Lotte. “Die staat een paar huizen verderop”.
“Huh?”, mompelde Marco. “Wat doe je nou? Dat lijkt me niet verstandig Lotte”.
“Ach joh, laat haar. Met een kwartiertje is ze weer terug”. Ze greep de autosleutels van de salontafel en gooide ze naar Els. “Het is die zwarte BMW, een 635csi”, zei ze trots. “Verdomme Lotte!”, siste Marco fluisterend maar ze reageerde niet. Els ving de sleutels, draaide zich om en zei “Te gek! Politie, here I come!” Lachend van de voorpret liep ze naar buiten.

Ze ontgrendelde de BMW, stapte in en zocht even naar het sleutelgat voor de contactsleutel. Met een donkere brom sloeg de motor aan en behoedzaam reed Els uit het parkeervak in de richting van de Oosterlaan. “Vreemd geurtje in deze auto”, mompelde Els.

Anderhalve minuut later kreeg ze op de Oosterlaan een agent in het vizier. Hij stond op de rechter rijbaan en dirigeerde met een rode lichtgevende stok het aankomend verkeer een aanliggende parkeerplaats op. De linker rijbaan was afgezet met pylonen. Niemand kon ontkomen aan deze fuik en Els voelde de opwinding in haar lichaam naar boven borrelen. Geweldig, straks had ze een sterk verhaal om te vertellen. Els, die rare meid, altijd in voor een geintje, zouden de mensen zeggen.
Ze werd tot stoppen gedwongen naast een fors gebouwde agent met een fluorescerend hesje.

Ze deed haar raampje naar beneden. “Dag agent, wat kan ik voor u doen?” vroeg ze met pretoogjes.
“Controle mevrouw. Ik zie dat u uw gordel niet om heeft. Daarvoor krijgt u een proces verbaal”.
Els schrok. Door de opwinding was ze de gordel vergeten om te doen. Waarom gaf deze auto geen waarschuwingssignaal, zoals haar eigen auto? “Sorry agent, het was niet bewust”.
“Mag ik uw rijbewijs en kentekenbewijs even zien”, vroeg de agent op zakelijke toon.
Els bedacht zich tot haar grote schrik dat ze haar tas bij Barbara thuis had laten staan. En autopapieren had ze ook niet meegenomen. “Die heb ik niet bij me”.
“Het niet kunnen tonen van een ID. Ook dát wordt een proces verbaal, mevrouw. Ik ga even wat gegevens natrekken. Mag ik uw naam en geboortedatum?". Els noemde bedremmeld de gevraagde gegevens. “Bent u de eigenaar van deze auto?” “Nee”, antwoordde Els naar waarheid. De agent communiceerde even via zijn portofoon. Els hoorde dat een stem aan de andere kant van de lijn informatie doorgaf.

“Het kenteken van uw auto komt niet overeen met het type auto. Het kenteken is van een groene BMW 528, u rijdt in een zwarte 635 csi. Heeft u daar een verklaring voor?”
“Euh, nee. Het is niet mijn auto”.
“Maar u weet wel wie de eigenaar is?”
“Ja, ene Marco. Da’s de vriend van de dochter van mijn vriendin”.
“De vriend van de dochter van uw vriendin”, herhaalde de agent langzaam. “En u rijdt in zijn auto, zomaar. Heeft die Marco ook nog een achternaam?”
“Weet ik niet, ik denk het wel, ik ken hem niet, weet zijn achternaam niet”.
Ik verzoek u om uit te stappen en de kofferbak te openen.”
Els stapte bevend uit. De zweetdruppels liepen langs haar slapen.
“Heeft u wiet gerookt”, vroeg de agent streng. “Wiet? Nee! Natuurlijk niet, geen wiet”.
De agent riep een collega. “Kees, ik ruik wiet. Controleer jij even het interieur van deze auto?”. De collega kroop de auto in en voelde onder de stoelen.

Ondertussen opende Els de kofferbak met de sleutel. De agent trok de kofferdeksel omhoog. Een sterke geur kwam vrij. De bak lag vol met zakken wiet en pillen. Tussen de zakken lag een AK 47, een geweer van Russische makelij. Els reikte van opperste verbazing en uit puur ongeloof met haar hand naar het vuurwapen, alsof ze het wilde aanraken om te geloven wat ze zag. De agent trok haar ruw naar achteren en pakte zijn dienstwapen. ‘Vuurwapen!’ riep de agent naar zijn collega. ‘Blijf staan!’ beet hij Els toe. Zijn collega die binnen in de auto aan het zoeken was vloog de auto uit en dook achter een openstaand portier. In een reflex deed Els een stap achteruit, draaide zich om en begon te rennen. “Waarom ren ik?”, vroeg ze zich af. Het was alsof ze buiten haar lichaam was getreden, alsof ze zichzelf van boven gadesloeg.

Achter haar hoorde ze agenten schreeuwen maar ze bleef rennen, in blinde paniek. Er klonk een schot, er werd geroepen maar ze verstond het niet. Omstanders doken weg, zochten een veilig heenkomen. Een tweede schot klonk en een fractie van een seconde later zakte Els door haar rechterbeen en viel languit op het asfalt. Haar kin raakte het ruwe wegdek. Luttele seconden later was ze omringd door vijf agenten met getrokken wapens. "Blijf liggen", schreeuwde één van hun. Een van de agenten knielde en zette zijn knie op haar rug, trok haar armen strak achter haar rug en deed boeien om haar polsen. Els kreunde van de pijn. “Tuig”, siste de agent. Hij haalde even adem en zei vervolgens: “U wordt gearresteerd op verdenking van wapenbezit, handel in drugs en autodiefstal. U heeft het recht om te zwijgen, alles wat u zegt kan tegen u gebruikt worden. U heeft recht op een advocaat”.

Els voelde bloed langs haar been sijpelen. Ook liep er bloed langs haar hoofd. Haar blouse was gescheurd door de val, haar BH zat scheef en haar rechter borst hing onbeschermd buiten haar gescheurde blouse. Ze werd rechtop getrokken en op haar billen geplaatst. Een van de agenten deed een oproep voor een ambulance.
“Wilt u nog een verklaring afleggen?”, snauwde de grof gebouwde agent, hijgend van de inspanning en de adrenaline. Het gebeurde niet alle dagen dat hij zulk uitschot in de kladden greep. Een vluchtgevaarlijke gewapende drugsdealer! Wat kon een mens zich toch verkijken op zo’n vrouw van middelbare leeftijd.
“Ik wilde alleen maar in een pijpje blazen”, fluisterde Els en barstte in snikken uit.

maandag 11 november 2013

Ongebaande paden in Burkina Faso



Karen stond even te twijfelen. De gordijnen waren nog gesloten maar toch besloot ze om op de deur van haar vriendin te kloppen. Het bleef stil in de kamer. Ze drukte de deurklink naar beneden en duwde tegen de deur die piepend open ging. Nog steeds kreeg ze geen gehoor. Vreemd, ze had toch rond deze tijd met haar afgesproken. Het was donker in de kamer, haar ogen moesten een moment wennen aan de duisternis die als een zware deken in deze kamer hing.

“Ze is niet thuisgekomen”, zei een stem achter haar. Ze schrok en draaide zich met een ruk om. Achter haar stond Harry, een atletisch gebouwde man met een jongensachtige lach. Zijn gezicht was licht asymmetrisch, maar niet onknap. Als zij zijn gezicht zou moeten omschrijven dan zou ze het een karakteristiek uiterlijk noemen.
“Wanneer heb je Eline voor het laatst gezien dan?”, vroeg ze.
“Gisteravond tegen tien uur. Ze ging mee met één van de lokale mannen. Ze had twee dagen geleden al tegen me gezegd dat als er één hapt, ze er aan toe zou geven”.
“Hier weten ze vrouwen met mijn figuur wél te waarderen”, had Eline gezegd en dat bleek niet gelogen te zijn, want ze had bovengemiddeld veel belangstelling van de mannen alhier. Billen staan hier in een hoog aanzien. En dan geen kleine billen, nee, grote volle billen. En die had ze! Harry moest er zelf niets van hebben, hij was een borstenman.

“We kunnen niet op haar gaan wachten. Voor hetzelfde geld komt ze vandaag helemaal niet thuis en de auto staat al op ons te wachten. Bovendien wil ik nu gewoon gaan voordat het echt warm wordt”, zei Karen geprikkeld. Ondanks haar mooie figuur en sprankelende uiterlijk hadden de mannen tijdens deze reis nauwelijks belangstelling voor haar getoond en aan Harry had ze ook niets, die gedroeg zich zo gruwelijk introvert dat ze het gevoel had dat hij binnenkort binnenstebuiten zou keren.
Harry draaide zich om en ging zijn tas halen. Gistermiddag hadden ze samen een auto met chauffeur gereserveerd voor een ritje naar de wildernis met als reisdoel de Sindou pieken op circa 50 km ten westen van Banfora, waar ze de nacht hadden doorgebracht. Volgens hun reisboek is de Sindou een wonderlijke geologische formatie bestaande uit een labyrint van geërodeerde vulkanen en mocht je dit natuurwonder niet missen als je in Burkina Faso was.

De mooie Karen stond al bij de auto te wachten toen Harry er aan kwam lopen met zijn dagrugzak. Karen zag dat Harry's ogen fonkelden en even dacht ze dat hij naar háár lachte maar ze werd al snel uit haar droom gehaald toen Harry langs haar heen bleek te kijken en enthousiast uitriep “Wauw, een Landcruiser! Een FJ60! Wat een gave bak man!” Harry's dag kon blijkbaar nu al niet meer stuk. Als een kleine jongen stond hij de grote witte Toyota te bewonderen. Ze zuchtte om zijn kinderlijke reactie.
Moumouni, de chauffeur en tevens hun gids voor vandaag, leunde tegen de voorzijde van de auto en liet zich de bewonderende woorden van Harry welgevallen. Hij lachte met zijn hele gezicht en knikte Harry vriendelijk toe.
“We wachten nog vijf minuten en als Eline er dan nog niet is, dan bekijkt ze het maar”, beet Karen Harry toe. Tegelijkertijd hoopte ze dat Eline zou komen opdagen want ze wilde alles weten over afgelopen nacht.

“Joehoe!”
Daar zul je haar hebben, dacht Harry. De lokroep van een geile bloemiste uit Utrecht. Hij mocht haar wel, ze was openhartig, eerlijk en spontaan en dat maakte haar tot prettig gezelschap. Heel anders dan Karen, die bij alles wat ze zei een zucht slaakte, alsof niets haar beviel. Dan kon ze wel een mooi hoofd en een goed figuur hebben, maar haar houding irriteerde hem. Beide dames had hij een week geleden leren kennen, in een hostel in Bobo-Dioulasso. Hij reisde in zijn eentje, de meiden reisden samen en tijdens de avondmaaltijd waren ze aan de praat geraakt en kwam spontaan het idee bovendrijven om de komende twee weken samen verder te reizen. Dat idee sprak hem wel aan, op reis met twee meiden, waarvan de slanke best als pin up op een poster aan zijn slaapkamermuur mocht hangen. Na een week wist hij dat uiterlijk nietszeggend is. Wat een chagrijn!

“S”asseoir à côté de moi”, zei de chauffeur tegen Eline. Hij opende het voorportier, veegde wat stof van de stoelbekleding en gebaarde dat ze kon komen zitten. Karen draaide met haar ogen. Zelfs de chauffeur had een oogje op Eline. Ze snapte er niets van. Wat moest zij dan doen om aandacht te krijgen? Naakt op haar hoofd gaan staan? Ze opende het achterportier en ging naast Harry zitten, die er helemaal klaar voor was. “Conduire monsieur!”
De chauffeur plofte achter het stuur, startte de zescilinder en reed rustig weg. Hij was duidelijk trots op zijn 25 jaar oude auto. Ze reden een stuk door Banfora langs druk bezochte marktjes, waar kleurrijk geklede vrouwen achter kraampjes met stapeltjes fruit zaten. Hun klanten, veelal ook vrouwen, liepen met schalen op hun hoofd, die waren volgestopt met op de markt aangeschafte spullen. Na een kwartier rijden over stoffige straten kwamen ze op een doorgaande, eveneens stoffige weg. Met een gangetje van 60 reed de grote terreinwagen langs groepjes palmbomen en solitaire baobabs. Ze haalden enkele fietsers en een man op een volgeladen ezelkar in. Percelen met ruw struweel werden afgewisseld door nederzettingen bestaande uit rode lemen huisjes bedekt met rieten daken. Kleine kinderen stonden te zwaaien. Harry zwaaide terug. “Ongelofelijk dat daar mensen wonen”, merkte Harry op. Hij was duidelijk onder de indruk“.
“Die mensen weten niet beter, voor hun is het normaal”, merkte Karen nuchter op terwijl ze strak naar Eline keek die met de chauffeur zat te sjansen.

Na anderhalf uur rijden, met enkele stops om foto's te maken, zagen ze in de verte een bizar schouwspel van puntige rotsen opdoemen. De zandstenen pieken werden in de loop van miljoenen jaren gevormd door erosie en vormden een fascinerend mystiek landschap. Moumouni vertelde dat dit door rotsen omzoomde plateau vroeger gebruikt werd door de inwoners van Sindou om zichzelf te beschermen tegen vijandelijke invallen. Volgens Moumouni was het ook een heilige plaats waar de initiatie van jonge jongens plaats vond.
“Misschien kunnen we jou hier ook gaan inwijden Harry”, lachte Eline en ze gaf hem een schalkse glimlach. Toe maar, maak me gek, dacht Harry. Hij stapte uit,klom tussen twee rotsen door omhoog en gebaarde de meiden om hem te volgen. Binnen de kring van rotspunten hing een diepe stilte die hun zintuigen op scherp zette. Harry durfde nauwelijks te ademen, bang om de rust te verstoren. Elk geluid, van het schrapen van de keel tot het klapwieken van de vleugels van een wevervogel, galmde over het plateau. Gedrieën zaten ze minstens een half uur in diepe rust voor zich uit te kijken.

“Nous devons aller!”. Moumouni was omhoog geklommen en verstoorde de serene stilte. Hij gebaarde dat ze naar beneden moesten komen. Hij had nog andere bezienswaardigheden in petto. Toen ze opstonden viel het Karen op dat achter hun de lucht was betrokken. Donkere wolken hadden zich samengepakt en dreven in hun richting. “Er komt een stortbui aan”, wees ze. “Laten we snel naar de auto gaan”.
In de haast gleed Eline tijdens het afdalen uit en landde hard op haar billen. “Hé, wees voorzichtig met jouw pronkstukken”, sneerde Karen. Ze liep de gevallen Eline voorbij en rende het laatste stuk naar de Landcruiser. Harry stopte wel even bij Eline en hielp haar overeind. “Kom, opschieten, de pleuris gaat zo uitbreken”.
Moumouni startte de auto, wachtte tot Eline en Harry binnen waren en reed weg in oostelijke richting. Na een paar minuten begon het flink te regenen en veranderde de stoffige weg in een plakkaat van modder. Na een paar honderd meter sloeg Moumouni linksaf, een ogenschijnlijk ongebaand smal pad in dat de begrenzing vormde van aan de linkerzijde een maïsveld en aan de rechterzijde een veld met hoog taai gras. Het was een korte doorsteek naar een grotere weg richting een stuwmeer. De Toyota glibberde over het modderige pad en Moumouni moest moeite doen om de zware 6 cilinder in het gareel te houden. Eline, Harry en Karen werden door elkaar geschud toen de wielen in de ruwe berm kwamen. Harry genoot, Karen baalde en Eline's gezicht was vertrokken van pijn door de val op haar achterwerk. “A gauche, a gauche!”, riep Harry plotseling toen hij Moumouni met het stuur zag vechten en de Toyota op een diepe plas afgleed. De rechter wielen bleven ondanks flink tegensturen in de berm hangen waarna de neus van de Toyota de modderplas in dook en er middenin vast bleef zitten. “Merde!”, schreeuwde Moumouni en de anders zo rustige chauffeur gaf een klap op het stuur. Alsof het een teken was voor de Goden brak de hemel nog verder open en kwam de regen met bakken naar beneden.
“En wat nu?”, vroeg Karen geschrokken. “Ach joh, maak je niet druk. Deze auto heeft fourwheeldrive, dus we zijn hier zo weer uit”, antwoordde Harry.
“Non, no fourwheeldrive”, reageerde Moumouni. “Fourwheeldrive est défectueux”.
“Wát zegt ie?”, vroeg Eline. “Kennelijk rijden we de hele tijd al met tweewielaandrijving of zo. Of misschien is het sperdifferentieel kapot". “Maar waarom gaat ie dan over dit pad in plaats van over de weg?” “Weet ik veel, misschien leek het hem leuk. Ik vond het in ieder geval leuk, tot nu”, zei Harry geërgerd. Moumouni had zichzelf hervonden en leek weer rustig te zijn. “Pas de problem. Vous devez m'aider. Sortez et poussez, s'il vous plaît”. Hij ontblootte lachend zijn tanden toen hij het zei. “Okay dames, uitstappen, we moeten duwen”, zei Harry gedreven. “Maar het regent!”, mopperde Karen. “Ja, nou en? We kunnen hier niet blijven staan. Hoe langer we wachten, hoe drassiger het wordt”.
De drie gingen achter de Toyota staan en begonnen te duwen. Moumouni gaf gas maar het linker achterwiel bleef stilstaan terwijl het rechterachterwiel hard begon te spinnen. Het wiel lanceerde een golf van modder in het gezicht van Karen die van schrik een stap opzij deed, weggleed met haar rechtervoet en op haar achterwerk in de modder belandde. “Hij heeft dus nog wel vierwielaandrijving maar de sper werkt niet”, merkte Harry droog op. “Wat kan mij dat verrotten”, schreeuwde Karen. “Moet je zien hoe ik er uit zie!”. “Als een verzopen kat”, grapte Harry maar zijn grap werd niet gewaardeerd.
Moumouni was uitgestapt, zag Karen liggen en hielp haar overeind. “Merci, Moumouni. Dit had jij ook kunnen doen Harry”. Harry haalde zijn schouders op. “Je vais de l'aide”, zei Moumouni en liep het maïsveld in. Binnen een paar seconden was hij uit het zicht. “Waar gaat ie naar toe, wat gaat ie doen?”, riep Eline naar Harry. “Hulp halen volgens mij”. “Hulp? Er is hier geen kip! Hij laat ons hier gewoon achter met dit witte, nutteloze koekblik. En wat moeten wij dan doen?" De stem van Eline klonk paniekerig. “Niets. Ik ga in de auto zitten, ik ben doorweekt. Bekijk het allemaal maar”. Karen opende het portier en stapte boos de Toyota in. Harry en Eline volgden. Hun haren dropen van het regenwater en hun kleding zat onder de modder. Een kwartier lang zeiden ze niets.
“Hoe was het vannacht”, vroeg Karen aan Eline toen de gemoederen wat bedaard waren. “Daar ga ik geen details over geven”, zei Eline. “Maar het was leuk”. “Hoezo geen details? Kom op, ik ben je vriendin”. “Als een man mij respectvol behandelt, mij het gevoel geeft speciaal te zijn en mij supergelukkig maakt, dan ga ik daar uit respect voor hem niets over rondbazuinen”. “Mijn God, Eline. You’re full of crap”, snauwde Karen. “Je hebt gewoon een potje seks gehad en nu ga je er een beetje interessant over zitten doen”. “Voor mij was het anders wel onvergetelijk. Hoe vaak denk je dat iemand als ik met zo’n mooie man het bed mag delen? Nou? Nooit, Karen! Nooit eerder!” Eline was furieus.

“Kom op dames, niet bekvechten”. “Ach, hou je kop, Harry. Jij kijkt alleen maar naar het landschap en naar de palmbomen. Je vindt hier alles geweldig en prachtig maar wat er voor je neus gebeurt merk je niet op”. “Waar héb jij het over, Karen”, vroeg Harry verbouwereerd. “Ze bedoelt dat je niet eens hebt opgemerkt dat ze verkikkerd op je is”, lachte Eline. Karen duwde woest het portier open en stapte weer de regen in. “Is dat zo? Ik had het echt niet door, ze deed de hele tijd zo bot”. “Mannen zijn sukkels”, merkte Eline op.
Karen bonkte een paar seconden later op het portier. “Er komt een groep mannen aan, met Moumouni”. Vanuit het maïsveld kwamen negen donkere mannen met ontblote lijven aanlopen. Ze glommen van de regen. Ze droegen twee boomstammen en enkele blokken hout.

Harry en Eline stapten uit en begroetten de groep. Moumouni gaf enkele aanwijzingen en de mannen gingen aan de slag. Eén stam werd op twee blokken parallel naast de auto gelegd, de andere stam werd haaks onder de auto gestoken en over de liggende boomstam gelegd waardoor een hefboom ontstond. Acht mannen begonnen op de hefboom te leunen. Eén man riep telkens iets en de anderen herhaalden het in een ritmisch gezang. Harry wrong zich er tussen en duwde mee op de stam. De Landcruiser kwam aan de achterzijde omhoog waarna een van de mannen een blok onder het achterwiel schoof. Hetzelfde deden ze aan de voorzijde. Daarna werden de boomstammen opgepakt en voor respectievelijk het rechterachterwiel en rechtervoorwiel gelegd. En dat alles met schijnbaar gemak. Het leek een klusje van niets.

Moumouni nam plaats achter het stuur, startte de Toyota en trok voorzichtig op, balancerend over de boomstammen. De wielen kregen grip en de Toyota bereikte een steviger ondergrond. De meiden juichten, Harry stond met een gebalde vuist in de lucht te stompen en de groep mannen deelde in de vreugde door uitbundig te swingen en te flirten met de dames. Een klein spontaan feestje met een groep onbekende dorpelingen die onbaatzuchtig was komen helpen. Het regende nog steeds, maar het leek niemand nog te deren. Er werden handen geschud en bedankjes uitgesproken. Karen was er beduusd van. Een groep vrijwel blote mannen was vanuit het niets gekomen, krikte met boomstammen binnen enkele minuten de Landcruiser uit de modder om vervolgens te gaan dansen op de melodie van hun eigen gezang terwijl de regen in stromen uit de lucht viel. Het was een surrealistische ervaring. Het sombere gevoel dat ze al enkele dagen met zich meedroeg leek acuut te zijn verdwenen.

Ze stapten in de auto. Eline nam weer voorin plaats naast Moumouni. Harry zat naast Karen op de achterbank. Ze moesten nog ongeveer 100 meter overbruggen om op de doorgaande weg te komen. De Toyota gleed af en toe weg, maar kwam ondanks het defecte sperdifferentieel niet meer vast te zitten. Karen liet zich iets onderuit zakken en legde haar hoofd op de schouder van Harry. `Wat is dit een gave bak man!`




----------------------------------------
Dit is mijn inzending voor blogcontest #59.