Onlangs speelde dochterlief weer de rol van bloedzuiger door alles anders te doen dan door ons wenselijk werd geacht. Ze had 's middags niet willen slapen en vocht nu vooral tegen zichzelf hetgeen resulteerde in tegendraads gedrag. Met één van haar rondmaaiende armpjes raakte ze me vol op de neus toen ik haar wilde oppakken. Geen opzet, absoluut niet want dat zit niet in haar aard, maar wel net de druppel die de emmer deed overlopen. "Hier, neem jij haar maar", snauwde ik en liet mijn vrouw met het brullende kind in de kamer achter. Ik liep naar de kapstok, greep mijn jas, das en handschoenen, trok deze aan en liep naar buiten, waar het net was gaan sneeuwen. De temperatuur hing rond het vriespunt, maar door de afwezigheid van wind voelde het aangenaam, zolang mijn handen warm bleven. Eerder die dag was het spekglad geweest en had ik mijn fiets bij het station laten staan omdat ik geen zin had om fietsend onderuit te gaan. De verse sneeuwlaag bood nu voldoende grip onder mijn schoeisel en ik besloot daarom om lopend naar het station te gaan en mijn fiets op te halen. Met elke stap in deze goedmoedige winterse omgeving voelde ik mijn frustratie minder worden en tegen de tijd dat ik bij het station kwam voelde alles weer zoals het moet zijn. Mijn fiets stond er nog, dat is in het verleden wel eens anders geweest, zodat ik huiswaarts kon fietsen. Na een paar meter besloot ik toch maar weer te gaan lopen, want de weg voelde nog te glad om de fietstocht van amper drie minuten zonder kleerscheuren te kunnen volbrengen. Al lopend viel mijn oog op een idyllisch tafereeltje dat mij gek genoeg op de heenweg was ontgaan. Halverwege het traject tussen mijn huis en het station staat al sinds een jaar of drie een roze Kever weg te kwijnen op een oprit bij een woning. De Kever, waarschijnlijk ooit aangeschaft met de bedoeling deze te gaan restaureren, heb ik in die drie jaar tot mijn verdriet geleidelijk zien wegkwijnen. De roestduivel sloeg genadelooos toe en op het moment dat elke redding te laat leek werd de Kever te koop aangeboden. De winter bracht deze keer echter iets goeds voor de trieste Kever. Een fris pakket sneeuw bedekte de doffe roze lak en liet de Kever weer stralen in het avondlicht zoals ze dat in 1974 in het TL-licht van de showroom zal hebben gedaan. Ze zag er maagdelijk uit, haar wonden leken genezen, ze was herrezen. Alsof haar jeugd zou wederkeren als de sneeuwdeken zou worden verwijderd. Voor even was ze de mooiste Kever in de omgeving. Ik gunde haar dit moment en besloot het te vereeuwigen. Snel liep ik naar huis, zette mijn fiets weg, liep naar binnen om mijn fototoestel te pakken en snelde terug naar de steeds witter wordende Kever. De vlokken waren nog dikker geworden en het licht van de straatlantaarn zette haar in een prachtige gloed, de gloed die ze al zolang geleden was kwijtgeraakt. Voor haar hoopte ik dat de dooi voorlopig niet zou inzetten en ze zich de komende dagen in haar nieuwe frisse jas kon tonen aan de vele passanten die dagelijks aan haar voorbij reden of liepen.
De sneeuw ontnam het briefje waarop staat dat ze te koop is. Dat nadeel diende ze dan maar voor lief te nemen. Als de dooi zijn intrede doet is ze weer te koop. Die avond was ze van iedereen die op deze stille winteravond buiten was om te genieten van het mooie schouwspel van dwarrelende sneeuwvlokken.
Thuisgekomen gloeiden mijn wangen. Ik trok mijn jas, das en handschoenen uit en liep naar de slaapkamer van mijn opstandige dochter, die inmiddels in diepe rust was. De Winny the Pooh-deken die haar kleine lijfje bedekte gaf haar de onschuld terug, zoals de deken van sneeuw de roze Kever haar schoonheid had teruggegeven. Even het meisje knuffelen en vervolgens weer volop genieten van het vaderschap.